3.2 a haben üben

Haben üben!

Bij dit onderdeel gaan we oefenen met het werkwoord haben, wat hebben betekent. Dit werkwoord geeft dus een bezit aan. Net zoals de zin in het plaatje. Ich habe eine Katze (ik heb een kat).

Bij de volgende opdracht krijg je telkens een aantal zinnen te zien. De juiste vervoeging van het werkwoord haben is weggelaten. Aan jou de taak om de juiste vervoeging in te vullen. Als je de opdracht gemaakt hebt, sla het bewijs op!

Gebruik wat je geleerd hebt bij Level 2 over de Personalpronomen.