Bij dit level gaan we nog een stapje verder met de grammatica. Ondertussen kennen we al de Personalpronomen en de vervoegingen van haben en sein.
Deze keer ga je echter aan de slag met de vervoegingen van de werkwoorden in de tegenwoordige tijd, wat in het Duits "Präsens" wordt genoemd.
Voordat we beginnen met de uitleg van de Präsens maak je eerst nog even volgende herhalingsopdrachten, zodat je helemaal klaar bent voor de nieuwe grammatica uitleg.
Als je de opdrachten herhaald hebt, kun je aan de slag met de Präsens.
Taak 1. Neem onderstaande tabel over in je schrift.
Person |
Stamm |
Endung |
Endung d/t |
Endung z/s/ß |
Endung nn |
ich |
|
|
|
|
|
du |
|
|
|
|
|
er/sie/es |
|
|
|
|
|
wir |
|
|
|
|
|
ihr |
|
|
|
|
|
sie/Sie |
|
|
|
|
|
Bekijk het uitlegfilmpje van Malte over de vervoeging van de werkwoorden in de tegenwoordige tijd. Vul de laatste 3 kolommen met andere Endungen nog niet in!
Taak 2. Maak onderstaande opdracht.