Diagnostiek stap 3

Bij de mevrouw uit de casus werden geen afwijkingen gevonden bij het laboratoriumonderzoek (inclusief B vitaminen, FZ en elektrolyten).

De conclusie na stap 2 is dus dat er wel aanwijzingen zijn voor dementie, op basis van anamnese en onderzoek maar dat er geen voor de hand liggende verklaring (waaronder ook delier) voor is op grond van het laboratoriumonderzoek.

Dus tijd voor de volgende stap.

 

 

Op grond van de criteria voor dementie kunnen we nu de diagnose dementie stellen: Er zijn cognitieve symptomen, achteruitgang ten opzichte van eerder, in ten minste twee domeinen met invloed op het dagelijks leven en er zijn geen aanwijzingen voor een delier of depressie.

De richtlijn zegt het over het NPO het volgende:

"Pas het NPO toe bij twijfel over de aan- of afwezigheid van cognitieve stoornissen die zouden kunnen wijzen op (het begin van) ziekten die dementie veroorzaken. Daarnaast is het voor specifieke vormen van dementie zinvol voor diagnostiek (bijv taalvariant van FTD)."

Strikt genomen is een neuropsychologisch onderzoek in dit geval niet meer noodzakelijk. Toch levert een NPO vaak waardevolle informatie op, voor verder onderzoek naar de oorzaak van de dementie: ondersteuning van de ziekte van Alzheimer, of voor een ander type dementie. Daarom is het hier toch verricht.