Dr. Aloïs Alzheimer beschreef in 1907 de eerste patiënte met deze ziekte, opvallend genoeg een relatief jonge vrouw van 51 jaar oud, die geheugenproblemen en oriëntatieproblemen had, maar ook depressieve klachten, een jaloersheidswaan en hallucinaties.
In haar hersenen vond hij na haar dood nog maar weinig normale neuronen, maar veel neuronen met vreemde neerslagen en veel kluwens van eiwitten tussen de cellen.
Bekijk hiervoor ook dit filmpje:
Pathofysiologie van AD https://video.vu.nl/media/1_ssebyoqv
Samenvattend: Kenmerkend voor AD:
- In het begin staan meestal geheugenstoornissen op de voorgrond, het beloop is meestal langzaam progressief waarbij er ook steeds meer domeinen zijn aangedaan.
- Op MRI hersenen wordt atrofie gezien van een of beide hippocampi
- Op EEG wordt vaak een vertraging van het achtergrondpatroon gevonden
- In de liquor:
Amyloid-beta: verlaagd
Totaal tau en gefosforyleerd tau: verhoogd
Bij klachten en symptomen die typisch zijn voor de ziekte van Alzheimer mag je dus deze diagnose stellen zonder aanvullende hulpdiagnostiek.
MAAR:...... voor de diagnose wordt in de wel verwezen naar de criteria in het artikel van McKhann et al. in Alzheimers & Dementia 2011.
Deze criteria zijn als volgt beschreven in de richtlijn:
Het probleem zit bij punt 4: je moet geen aanwijzingen hebben voor een andere oorzaak van de dementie. En deze aanwijzingen krijg je nu juist bij uitsek met diagnostisch hulponderzoek....
Zo zie je maar dat het in de geneeskunde niet alles zwart of wit is maar er mogelijkheden voor eigen interpretatie en inzicht zijn. Dat kan een onzeker gevoel geven - doe je het wel goed? - maar je kunt het ook opvatten als je vrijheid om daarin gefundeerde keuzes te mogen maken.