Onderstaand programma geeft de ASCII-waarde van een letterteken, met de functie toCode(letter). De variabele letter wordt als parameter meegegeven aan deze functie. Zie ASCIIwaardeLetter.fprg.
Maak van dit programma een functie, die aangeroepen wordt vanuit het hoofdprogramma, waarbij je de letter meegeeft als parameter. In het hoofdprogramma geef je de gebruiker de keuze om nog een letter in te voeren, totdat hij niet meer verder wil.
Combineer de functies: geef de gebruiker de mogelijkheid te kiezen of hij een letter om wil zetten naar ASCII-waarde, of van een in te voeren ASCII-waarde het bijbehorende teken wil