2. Het ontstaan van impulsen

In de zintuigcellen onstaan allerlei impulsen als een prikkel sterk genoeg is. De kleinste prikkelsterkte die een impuls veroorzaakt, noem je de drempelwaarde. Als een prikkel zwakker is dan de drempelwaarde, ontstaan er geen impulsen in de zintuigcellen. Een heel zacht geluid hoor je dus bijvoorbeeld niet.

Elk type zintuigcel heeft voor elk soort prikkel een bepaalde drempelwaarde. De drempelwaarde van de zintuigcellen in je ogen is voor licht heel erg laag. De zintuigcellen in je ogen zijn daardoor speciaal gevoelig voor lichtprikkels. Licht is de adequate prikkel voor de zintuigcellen in je ogen. Een adequate prikkel is het type prikkel waar een zintuigcel speciaal zeer gevoelig voor is. Voor deze prikkel heeft de zintuigcel een lage drempelwaarde. Een zintuigcel kan wel andere, niet-adequate prikkels waarnemen. De drempelwaarde voor deze niet -adequate prikkels is echter veel hoger.

De drempelwaarde voor een prikkel is niet altijd even hoog. Wanneer een prikkel voor enige tijd aanhoudt, ontstaan er in de zintuigcellen minder impulsen. Dit verschijnsel noem je gewenning. Denk bijvoorbeeld aan het feit dat je na enige tijd de druk van je kleding op je huid niet meer voelt.
Ook motivatie speelt een rol, als je heel aandachtig luistert, hebben de zintuigcellen in je oren een lage drempelwaarde voor geluiden.