De hersenen bestaan uit de hersenstam, de grote hersenenn en de kleine hersenen.
De hersenstam ligt in het verlengde van het ruggenmerg. De hersenstam geleidt impulsen van het ruggenmerg naar de grote en de kleine hersenen en in de omgekeerde richting.
De grote hersenen en de kleine hersenen bestaan elk uit twee helften: een linker- en een rechterhelft. Vooral de grote hersenen zijn sterk geplooid. In de schors, het buitenste gedeelte, van de grote en de kleine hersenen liggen veel cellichamen van schakelcellen. De hersenschors heeft een grijze kleur en wordt ook wel grijze stof genoemd. In het merg, het binnenste gedeelte, van de grote en de kleine hersenen liggen veel uitlopers van schakelcellen. Het merg is lichter van kleur en wordt ook wel witte stof genoemd.
In de grote hersenen komen zeer veel impulsen aan, afkomstig van de zintuigen in het lichaam. Pas als de impulsen in de schors van de grote hersenen zijn verwerkt, word je je bewust van een prikkel. De plaats waar impulsen in de grote hersenen aankomen en worden verwerkt, bepaalt de aard van de waarnemingen die je doet. In de grote hersenen liggen cellichamen van de schakelcellen in groepen bij elkaar, deze vormen hersencentra.
Vaak voer je bewegingen tegelijkertijd uit. De kleine hersenen zorgen ervoor dat al deze bewegingen op elkaar zijn afgestemd. Zij regelen dus de coördinatie van deze bewegingen.