De past simple gebruiken we om dingen die in het verleden zijn gebeurd en afgelopen zijn. De past simple staat gelijk aan de voltooid tegenwoordige tijd of onvoltooid verleden tijd in het Nederlands.
De basisregel om een zin in de past simple te zetten is stam+ -ed. Je pakt het hele werkwoord zonder (to) en voeg je er -ed achter. Bijvoorbeeld: play+ed= played, I played video games last night.
Vorm: Onderwerp(Subject)+ stam van werkwoord(Verb)+ed en als laast een lijdend voorwerp(Direct object) (+ tijdsaanduiding(Adverbial))
Vorm: My brother played video games last night.
Played, looked, watched, cooked, booked
Helaas zijn er ook uitzonderingen die we moeten weten. Er bestaan ook onregelmatige werkwoorden maar daar gaan we nog niet op in. Wel moet je weten dat wanneer een werkwoord met een -e, -c, of -y eindigt dat er geen -ed achter komt.
Wanneer een werkwoord met -e eindigt voeg je er alleen een -d achter.
Bijv: Loved, baked, shared
Wanneer een werkwoord met -c eindigt voeg je er -ked achter. Bijv: panicked
Wanneer een werkwoord met -y eindigt voeg je er -ied achter en haal je de -y weg.
Bijv: cry wordt cried, carry wordt carried, study wordt studied.
Maak je geen zorgen als je het nog niet helemaal snapt. Hierna volgt nog meer informatie en oefeningen.