Anamnese: Een 53-jarige man met een blanco voorgeschiedenis presenteert zich op de SEH met sinds het ontwaken vanochtend om 08:00 een verminderde kracht in de rechter hand en onderarm. Daarnaast heeft hij ook moeite met praten en slikken en het idee dat de rechter gelaatshelft slap is. Hij is niet duizelig en heeft geen amnesie of moeite met spreken of begrijpen. Het gevoel in de ledematen is ongestoord. Hij is niet misselijkheid en heeft niet gebraakt. Hij heeft wel een lichte hoofdpijn. Hij is gisteren om 01:00 naar bed gegaan.
Vitale functies: Bloeddruk 189/112 mmHg, pols 79/min, temperatuur 37 °C, ademhalingsfrequentie 18/min, saturatie O2 96 %.
Neurologisch onderzoek:
Bewustzijn en oriëntatie: helder en alert, goed georiënteerd
Articulatie en spraak: slappe dysartrie, geen taalstoornissen
Hersenzenuwen: asymmetrie van de 2e en 3e tak van N. VII ten nadele van rechts
Motoriek: uitzakken en proneren bij barré / mingazinni I rechts
Reflexen: TPR en BPR rechts een spoortje hoger dan links, verder symmetrisch. Voetzoolreflex plantair beiderzijds
Coördinatie: rechts paretisch gestoord
Sensibiliteit: vitaal en gnostisch intact
Lopen: ongestoord
Vervolg casus:
Op de SEH wordt de eerste diagnostiek ingezet in de vorm van laboratoriumonderzoek.
Het laboratoriumonderzoek toonde bij deze patiënt geen afwijkingen.
Vervolg casus:
Patient gaat snel voor een CT-scan. Hierop wordt een intraparenchymateuze bloeding in de nucleus lentiformis links gezien.
Er zijn specifieke risicofactoren voor het ontstaan van een hersenbloeding, ingedeeld naar werkingsmechanisme (zie voor deze risicofactoren ook het neurologie MLI boek "Neurovasculaire stoornissen").
Hypertensie is één van deze risicofactoren omdat hierdoor de intraluminale druk toeneemt in de cerebrale vaten en capillairen. Er zijn nog meer risicofactoren voor een hersenbloeding, elk met hun eigen werkingsmechanisme. Zo zijn er factoren die het risico op een intracerebrale bloeding vergroten omdat:
Vervolg casus:
Op de CTA blijkt dat er geen onderliggend aneurysma of AVM aanwezig is. De radioloog vermoedt op basis van de localisatie en de aard van de bloeding dat het gaat om een hypertensieve bloeding.
Omdat de bloeding klein is en de klachten van patient licht zijn, wordt besloten tot een expectatief beleid.
Vervolg casus:
De patiënt werd opgenomen op de afdeling neurologie ter controle. Hij werd elk uur wakker gemaakt om het bewustzijn te controleren. Na enkele dagen verminderde de parese van de arm en het gelaat. Hij werd later die week naar huis ontslagen met fysiotherapie en bloeddrukverlagende medicatie.