Eindopdracht

Je bedenkt zelf een stelling. Voor de stelling bedenk je twee of drie argumenten en ook een of twee ondergeschikte argumenten.

Vraag een klasgenoot om de stelling en de argumenten in een argumentenschema te zetten. Als hij/zij klaar is, kijk jij het argumentenschema na.
Is het schema ingevuld zoals jij had bedacht?
Nee? Bespreek dan samen het ingevulde argumentenschema.
Ja? Bespreek hoe je klasgenoot tot dit antwoord is gekomen.

Natuurlijk maak jij een argumentenschema met de stellingen en argumenten van je klasgenoot. Ook dit schema bespreken jullie samen.

Beoordeling

Vraag aan de docent hoe de opdracht beoordeeld wordt.