Opbouw spreekbeurt

Inleiding, middenstuk en slot

Net als veel geschreven teksten heeft een presentatie een inleiding, een middenstuk en een slot. Het is dan ook handig om voor je publiek duidelijk te maken hoe je je spreekbeurt hebt opgebouwd.
Zet op het bord of op een sheet hoe je je spreekbeurt hebt ingedeeld. Het maakt hierbij ook uit of je een informatieve of overtuigende spreekbeurt houdt.
Gebruik bij het spreken daarom signaalwoorden en signaalzinnen:

Voorbeelden:

De inleiding

Een goede inleiding heeft vaak verschillende functies:

De interesse opwekken kun je door het vertellen van een verhaaltje, anekdote over iets wat je hebt gelezen/meegemaakt of een opmerkelijke uitspraak doen of citeren over je onderwerp. Het stellen van een retorische vraag (een vraag waar men geen antwoord op verwacht) kan ook goed werken.
Voorbeeld: ‘Ben jij ook zo gek dat je om de haverklap even op je telefoon wil kijken?’

Je kunt ook ingaan op een actuele gebeurtenis of je vertelt iets wat op dat moment veel aandacht krijgt in de publiciteit. Het gebruik van stijlmiddelen als overdrijving, ironie en understatements kan daarbij heel goed werken.
Voorbeeld: ‘Het heeft eeuwen geduurd, maar het is er eindelijk van gekomen dat ...’

Het middenstuk

Afhankelijk van de door jou gekozen structuur werk je je hoofdgedachte uit in enkele deelonderwerpen. Let er op dat je een logische volgorde aanhoudt en gebruikmaakt van signaalwoorden en signaalzinnen.

Het slot

In het slot rond je je presentatie af. Je herhaalt de hoofdgedachte en vat kort de belangrijkste zaken samen (signaalwoorden: kortom, alles bij elkaar genomen, samengevat, op grond van het voorgaande).
Sluit af met een pakkende uitsmijter:

Na afloop
Na een presentatie is het gebruikelijk dat je publiek mag reageren.
Geef ruimte en tijd voor het stellen van vragen. Geef eventueel ruimte voor discussie.