Wat kan ik straks?
Aan het eind van deze opdracht kun je
- het verschil omschrijven tussen fictie en non-fictie.
- twee voorbeelden noemen van boeken of werken die onder fictie en onder non-fictie vallen.
- vijf verschillende punten noemen om het verschil tussen literatuur en lectuur aan te geven.
- vijf stijlkenmerken noemen om de schrijfstijl van een schrijver te kunnen beoordelen.