Opgaven 1 t/m 6

Verhaaltjessommen - opgaven ................................................................................................

  Stappenplan leren

Neem het stappenplan van de uitleg over in je schrift.

 

  Karten

Jij en je vrienden gaan een middagje karten. Je hebt 27,50 in je portomonee. Een half uurtje karten kost 12,50 per half uur.

  1. Hoeveel ritten van een half uur kun je nu kopen? Schrijf je berekening op.
  2. Je besluit tijdens het wachten een colaatje te drinken. Dit kost je €2,- Heb je nu aan het eind van de dag nog genoeg geld voor een raketijsje van €0,75. Schrijf je berekeningen op.

 

  Verjaardag vieren.

Voor je verjaardag heb je 30 bekers cola, 10 bekers dubbelfris en 20 bekers fanta met een inhoud van 200ml ingeschonken. Cola, fanta koop je in flessen van 1000 ml (1 liter).

  1. Hoeveel flessen cola heb je gekocht voor je verjaardag? Schrijf je berekening op.
  2. En hoeveel flessen fanta kocht je? Schrijf je berekening op.
  3. Dubbelfris zit in een pak van 1500ml (1,5 liter). Volgens je broertje heb je nu nog iets over van de dubbelfris. Volgens je zusje niet. Wie heeft er gelijk? Laat dit met een berekening zien.

 

  Zoek de juiste informatie in het plaatje

Op internet vind je een recept voor kokos-koeken. In de beschrijving zie je dat het recept genoeg is voor 16 koeken.

Je wil er geen 16 maar 64 maken. Daarom moet je het recept aanpassen zodat het genoeg is voor 64 koeken.

 

Om deze opgave op te lossen moet je minimaal twee stappen zetten.

  1. Wat is nu de eerste stap op om deze opgave op te lossen?
    Moet je hierbij vermenigvuldigen, delen, optellen of aftrekken?
  2. Nadat je de eerste stap hebt gezet, is het tijd voor de tweede stap.
    Wat is nu de tweede stap om de opgave op te lossen?
  3. Reken de opgave uit, noteer de hele berekening in je schrift.

 

  Controle

Tijdens een politiecontrole bij scooters ontdekte de agenten dat van de 320 gecontroleerde scooters 1 op de 5 scooters te hard reden. Hoeveel scooters reden nu te hard? Schrijf je berekening op.

  1. Schrijf eens op wat volgens jou de eerste stap is.
  2. Moet je hierbij delen, vermenigvuldigen, aftrekken of optellen?
  3. Bereken de eerste stap, schrijf de berekening in je schrift.

 

  Trakteren

Chantal trakteert zichzelf en haar 17 klasgenootjes op een ijsje van de supermarkt. In één doos ijs zitten 8 ijsjes. De doos met ijsjes kost €2,95.

  1. Wat gaat het Chantal kosten om voor zichzelf en haar 17 klasgenootjes een ijsje te kopen bij de supermarkt?
  2. Houdt Chantal nu ook nog ijsjes over en zo ja hoeveel?