Opgaven 9 t/m 12

Staafdiagram - opgaven ........................................................................................

  Bezoekers van een museum (staafdiagram)

Het staafdiagram hieronder gaat over de bezoekersaantallen van een museum over de oude culturen.
De hoogte van de staaf laat het aantal bezoekers zien.

  1. Op welke dag waren er de minste bezoekers?
  2. Hoeveel bezoekers waren er op donderdag?
  3. Hoeveel bezoekers waren er op zaterdag meer dan op vrijdag?

 

     

    10  Grafiek aflezen. (histogram)

    In het histogram zie je hoe het aantal bezoekers van een bioscoop de afgelopen drie jaar is verdeeld over verschillende leeftijdsgroepen. De hoogte van de staaf geeft het aantal bezoekers aan.

     

    1. In welk(e) ja(a)r(en) heeft de bioscoop vooral veel bezoekers onder 18 jaar gehad?
    2. Wat is het totaal aantal bezoekers van het jaar 2017?
    3. Uit welke leeftijdsgroep gingen in het jaar 2018 de meeste mensen naar de bioscoop?

     

     

     

    11    Grafiek aflezen.

    Staafdiagram - ExcellerenBekijk het staafdiagram hiernaast.

     

    1. Waar gaat dit staafdiagram over?
    2. Welk transportmiddel wordt het meest gebruikt?
    3. Hoeveel leerlingen komen met de auto?
    4. Wat is verschil in aantal leerlingen tussen fietsers en lopers?

     

     

    12    Aflezen van een tabel.

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    In de tabel hierboven zie je de aantallen leerlingen van de klassen van een lagere school uit 1970. In 1970 heette de basisschool nog lagere school en hadden we in plaats van groep 8, klas 6 of in plaats van groep 4, klas 2. Je ziet in de tabel dat er een aantal getallen ontbreken. Natuurlijk is er een manier om aan die getallen te komen.

    1. Hoeveel meisjes zitten er in de tweede kleuterklas? Schrijf je berekening in je schrift.
    2. Hoeveel kinderen zitten er in totaal in de kleuterklas? Schrijf je berekening in je schrift.
    3. Hoeveel jongens zitten er in de derde graad? (klas 5 en klas 6 samen) Schrijf de berekening weer netjes in je schrift.
    4. Hoeveel meisjes zitten er in totaal op deze school. Schrijf je berekening in je schrift.