Opgaven 4 t/m 7

1H02.2 Opgaven 4 t/m 7 .................................................................................

Route meten op de plattegrond

 

Je ziet een plattegrond van een school en de fietsenstalling.

Elke centimeter is in werkelijkheid 10 meter.

De school gaat uit en het regent.

  1. Miriam heeft haar fiets bij M, dus ze loopt de afstand VM.
    Hoeveel centimeter is dit?
  2. Hoeveel meter is dit in werkelijkheid?
  3. Jaap heeft zijn fiets bij J en loopt de afstand VJ.
    Hoeveel meter is dit?
  4. Rachid heeft zijn fiets bij R.
    Hij loopt eerst naar P en dan pas naar R.
    Waarom doet hij dit?
  5. Hoeveel meter loopt Rachid?
  6. Wie loopt de grootste afstand?
  7. Wie loopt de grootste afstand in de regen?

 

 

Schoolplein 2

 

Bekijk de plattegrond van het schoolplein nog een keer (vraag 4)
De school heeft ook een zijdeur (Z).

Karin heeft haar fiets bij K en komt uit de zijdeur.

  1. Hoeveel is de afstand van de zijdeur naar haar fiets?

Karin loopt een zo kort mogelijke afstand door de regen.

  1. Hoeveel meter moet ze dan extra lopen?

 

 

Afstanden tekenen

 

  1. Teken de afstand tussen A en B.
    De afstand van A tot B is … cm.
  2. Teken de afstand tussen C en l.
    De afstand van C tot l is … cm.
  3. Teken de afstand tussen m en n.
    De afstand tussen m en n is … cm.

 

 

 

 

Lijnstukken en afstanden

 

  1. Teken lijnstuk CD.
  2. De afstand van C tot D is … cm.
  3. Teken de afstand tussen C en lijnstuk AB.
    De afstand van C tot AB is … cm.
  4. Teken de afstand tussen D en lijnstuk AB.
    De afstand tussen D en AB is … cm.
  5. Teken de afstand tussen de lijnstukken AB en CD.De afstand tussen CD en AB is … cm.