Een belangrijk middel bij het vaststellen van het beleid van een onderneming is het maken van een planning. Een planning is belangrijk om de noodzakelijke werkzaamheden uit te voeren zodat deze goed kunnen verlopen om het uiteindelijke doel van een periode te behalen. Een planning kan voor meerdere periodes van meerdere jaren gebruikt worden.
Dit noemen we ook wel een strategisch plan of een lange termijnplan. De twee vragen die een onderneming kan stellen zijn als volgt:
Op de middellange termijn kan het gaan om vragen zoals:
Als een onderneming ervoor kiest om de planning te beperken tot een periode van een jaar, dan noemen we dat een korte termijnplan.
De korte termijn planning komt uit op het samenstellen van een masterbudget. Deze zogenaamde masterbudget bestaat uit twee begrotingen, namelijk het resultatenbegroting en het liquiditeitsbegroting over het aankomende jaar en de balans die er aan het einde van het jaar is.
Om het masterbudget samen te stellen, zijn er begrotingsactiviteiten nodig. Als eerst moet er begonnen worden met het samenstellen van de verkoopbegroting. Hiermee kunnen weer verschillende deelbegrotingen worden samengesteld, zoals de inkoopbegroting, productiebegroting, afdelingsbegroting, personeelsbegroting, investeringsbegroting, etc. Hieruit ontstaat aan het eind vervolgens het masterbudget.
Een begroting voor de leiding van een onderneming heeft vier functies:
- ondernemingsplan
- taakopdracht
- controlemiddel
- machtiging
Alle ondernemingen maken plannen voor in de toekomst. Als een onderneming haar afzet en productie willen vergroten, moeten zij kijken of hiervoor wel voldoende productiemiddelen in het bezit zijn. Als dit niet het geval is, moet de onderneming investeren. Om te kijken of deze investering wel slim is, is een schatting van de te verwachten opbrengsten en kosten nodig.
Taakopdracht
Het budget bestaat uit enkele deelbegrotingen. Deze deelbegrotingen bevatten ook afdelingsbegrotingen. Je kunt de afdelingsbegroting zien als de taak van de afdelingsmanager. De manager van de afdeling krijgt een bepaalde hoeveelheid middelen toegewezen en waarmee zij de taken moet gaan uitvoeren. Gebruik je de begroting in de vorm van een taakopdracht, dan hebben we het over een budget.
Als je een begroting voor een afdeling instelt in de vorm van een taakopdracht, moet je ook controleren of de taak correct is uitgevoerd. Hier ga je ervan uit dat het vastgestelde budget correct is. Daarna volgt een berekening, waarin je de werkelijk gemaakte kosten vergelijkt met de begrote kosten van de afdeling. Op deze manier is de begroting een controlemiddel. Het is verstandig om het management van de afdeling te betrekken bij het opstellen van de begroting om de afdeling bewust te maken van haar verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van haar taken.
Het management van een afdeling kan haar taken alleen uitvoeren als ze over de nodige middelen beschikt. Als er meer mensen worden geworven, moet er voldoende geld voor personeelskosten beschikbaar zijn. Op deze manier is de begroting een toegang om tot personeel, machines of grondstoffen te beschikken.
De samenstelling van het indirecte kostenbudget kan op verschillende manieren worden uitgevoerd, afhankelijk van de situatie van de afdeling:
Gemengd budget is het meest voorkomende indirecte kostenbudget.
De afdelingsresultaten worden opgesplitst om te zien of de afdelingsmanager verantwoordelijk kan worden gehouden. We verdelen de resultaten in de volgende twee resultaten:
Het gemend budget bestaat uit twee verschillende onderdelen:
Het voor-calculatorisch gemend budget wordt bepaald door de volgende formule toe te passen:
N * Tc + B * Tv
Een na-calculatorisch gemend budget wordt bepaald door de volgende formule toe te passen:
N * Tc + W * Tv
N = normale bezetting
B = begrote/verwachte bezetting
W = werkelijke bezetting
Tc = voor-calculatorisch tarief voor constante kosten
Tv = voor-calculatorisch tarief voor variabele kosten
Je kunt het budgetresultaat bepalen door het verschil tussen de werkelijke kosten en het na-calculatorisch gemengd budget te berekenen.
Tot dusverre hoeven we voor de indirecte kosten van de afdeling alleen het verschil te bepalen tussen de werkelijke kosten van de afdeling en de dekking van de afdeling.
Het verschil tussen werkelijke kosten en de dekking is een gunstig of ongunstig resultaat voor de afdelingsresultaat:
In feite bestaan ββde kosten van een afdeling meestal uit vaste kosten en (proportioneel) variabele kosten. Is er nu bijvoorbeeld bezettingsverlies op de productieafdeling, dan is bij deze methode van resultaatbepaling de afdelingsmanager verantwoordelijk voor de resultaten van de gehele afdeling, inclusief verschillen in bezettingsgraad.
Het is mogelijk dat de werkelijke productie lager was dan normaal door de daling van de verkoopcijfers. Dit voorraadresultaat is voor het hoofd van de productieafdeling een extern gegeven en heeft daar geen invloed op.
Uurtarief machine bepalen
Constante kosten / normale bezetting + tarief machine uur variabel / werkelijke
Budget voor afdeling bepalen
Vast budget = Normale bezetting * tarief vaste kosten
Variabel budget = Werkelijke bezetting * tarief variabele kosten
Budget journaalpost
552 te dekken budget afdeling A
Aan 551 budget afdeling A
Berekenen van dekking
Werkelijke bezetting * Tarief Tc +Tv
Doorbelasten van kosten naar rubriek 6
602 toeslag indirecte fabricagekosten (Machine uurtarief * W)
Aan 553 dekking afdeling fabricage
Met het Z-figuur bepaal je het budget + bezettingsresultaat
550 kosten afdeling fabricage budget resultaat 551 budget afdeling fabricage
|
bezettingsresultaat |
|
552 te dekken budget 553 dekking afdeling fabricage
Resultaten overboeken
930 Budget resultaten
935 Bezettingsresultaten
Aan 599 overboekingsrekening (debet bij een positief & credit bij een negatief resultaat)
Kosten afdeling A
5.. Kosten afdeling A
Aan 499 overboekingsrekening
Aan 5.. dekking afdeling A
Bij het vaste budget stel je een bedrag per periode vast aan een afdeling. Het aantal diensten dat een afdeling levert, heeft geen invloed op de afdelingskosten. De afdeling heeft alleen vaste/constante kosten. Meestal wordt het vaste budget gebruikt in afdelingen waar prestatie-eenheden moeilijk te bepalen zijn. Aangezien er geen prestatie-eenheden zijn, worden opslagpercentages vaak gebruikt om deze hulpkostenplaatsen te dekken. Als er alleen constante kosten zijn op de afdeling, zijn het na-calculatorisch en het voor-calculatorisch budget hetzelfde.
Doorbelasting afdeling / dekking A
5.. Kosten afdeling A
Aan 5.. Dekking afdeling A
|
|
Budget resultaat
540 kosten afdeling A 541 Budget afdeling A
Bezettingsresultaat
542 Te dekken budget A 543 Dekking afdeling A
Doorbelasting eerst verdeelde kosten
5.. Kosten afdeling A
Aan 499 overboekingsrekening
Aan 5.. Dekking afdeling A
Bij variabele budgetten ga je ervan uit dat alle proportioneel variabel. Het na-calculatorisch budget van de afdeling is dus proportioneel variabel met de werkelijke bezetting van die afdeling. Daarom kan deze pas na afloop van de periode worden vastgesteld. Het budget van de afdeling omvat het werkelijke aantal prestaties * tarief van afdeling (W * Tv). Dit betekent budget = dekking. De afzonderlijke journaalpost voor het budget komt hierbij te vervallen. Geen bezettingsresultaat dus.
5.. Kosten afdeling A budgetresultaat 5.. Dekking (=budget) afdeling A
Tarief variabele kosten bepalen (voor-calculatorisch)
Variabele kosten / normale bezetting
Tarief variabel budget bepalen
Werkelijke hoeveelheid * Tarief variabele kosten (W* Tv)