> Bekijk onderstaande video voor de uitleg over de voorzetsel die je moet gebruiken bij landen en plaatsen.
> Als je de video hebt bekeken, kan je alles nog eens rustig nalezen bij de theorie onder de video.
> Maak daarna oefening 1 en 2.
> Klaar? Ga dan voc 3.5 t/m 3.10 leren. Alles F>N. Je mag leren met WRTS.
https://www.youtube.com/watch?v=SmKMAxfNL9U
Voorzetsels bij landen en plaatsen
Voor een stad of een dorp vertaal je in en naar met à.
Voor een land vertaal je in en naar met au, en of aux.
Voorbeelden dorp of stad:
Je vais à Paris. Ik ga naar Parijs.
J’habite à Amsterdam. Ik woon in Amserdam.
Voorbeelden mannelijke landen:
Je vais au Canada. Ik ga naar Canada.
Je suis en vacances au Maroc. Ik ben op vakantie in Marokko.
Voorbeelden vrouwelijke landen:
Je vais en France. Ik ga naar Frankrijk.
J’habite en Allemagne. Ik woon in Duitsland.
Je suis arrivée en Espagne. Ik ben in Spanje aangekomen.
Voorbeelden meervoudslanden:
J’habite aux Pays-Bas. Ik woon in Nederland.
Je vais aux États-Unis. Ik ga naar de Verenigde Staten.