2.7 Grammaire

De ontkenning

In het Nederlands maak je een zin ontkennend met niet of geen.

Voorbeeld: ik praat > ik praat niet

 

In het Frans maak je een zin ontkennend met de woordjes ne …pas of n’… pas.

Ne verandert in n’ voor een persoonsvorm met een klinker of een stomme h.

 

Om ne /n’ … pas op de juiste plek in de zin te gebruiken, kun je gebruik maken van een tosti.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Een tosti bestaat uit twee boterhammen en de ham en de kaas.

 

 

 

 

De eerste boterham is ne /n’.

De tweede boterham is pas.

De ham en kaas is de persoonsvorm (werkwoord).

 

Als je een zin ontkennend maakt, moet je altijd ne /n’ en pas gebruiken. Als je één van de twee vergeet, is het niet goed! Denk maar aan die tosti….. je hebt altijd twee boterhammen nodig voor je tosti, anders plakt de ham en de kaas aan je apparaat vast.

 

 

 

 

Voorbeeld:

Ik praat. = Je parle.

 

Opdracht: Maak deze zin ontkennend.

 

Stap 1: je neemt de Franse zin en kijkt wat de persoonsvorm is. Dat is namelijk je ham en je kaas.

 

 

 

Stap 2: je zet de eerste boterham (ne /n’) voor de persoonsvorm en de tweede boterham (pas) achter de persoonsvorm.

 

 

 

Antwoord:  Ik praat niet. = Je ne parle pas.

 

Andere ontkenningen:

ne … plus              niet meer

ne … jamais           nooit

ne … rien               niets

ne … pas encore     nog niet

ne … personne       niemand