Vraagzinnen
In het Frans zijn er twee soorten vraagzinnen; zinnen met een vraagwoord en zinnen zonder vraagwoord.
Vraagzinnen zonder vraagwoord
In het Frans zijn er 3 mogelijkheden om de zin vragend te maken.
Optie 1) Een vraagteken achter de zin.
Bij optie 1 verandert er niets aan de zin. Er komt alleen een vraagteken achter de zin.
Om de zin vragend uit te spreken, laat je je stem omhoog gaan.
Optie 2) Est-ce que voor de zin (en een vraagteken).
Je zet “Est-ce que” voor de zin/ de zinsvolgorde blijft hetzelfde.
Est-ce que heeft dus geen betekenis!
Optie 3) Omkering onderwerp en persoonsvorm.
Je draait het onderwerp en de persoonsvorm om. Dit doe je ook in het Nederlands en
je noemt het inversie. Je moet als je het omdraait wel een streepje zetten tussen het
onderwerp en de persoonsvorm. Let op; bij klinkerbotsing voeg je een t toe.
Voorbeelden:
Jij gaat naar Parijs. = Tu vas à Paris.
Ga jij naar Parijs? = Optie 1; vraagteken --> Tu vas à Paris ?
Optie 2; est-ce que --> Est-ce que tu vas à Paris?
Optie 3; omkering --> Vas-tu à Paris?
Vraagzinnen met vraagwoord
Ook hier zijn er 3 manieren om de zin vragend te maken.
Optie 1) Normale zin + vraagwoord achteraan (soms helemaal vooraan).
Tu vas à Paris à quelle heure? Hoe laat ga je naar Parijs?
Comment tu vas à Paris? Hoe ga je naar Parijs?
Optie 2) Vraagwoord - est-ce que - normale zin.
À quelle heure est-ce que tu vas à Paris? Hoe laat ga je naar Parijs?
Nooit een vraagwoord na est-ce que!
Comment est-ce que tu vas à Paris? Hoe ga je naar Parijs?
Optie 3) Vraagwoord + inversie
À quelle heure vas-tu à Paris? Hoe laat ga je naar Parijs?
Comment vas-tu à Paris? Hoe ga je naar Parijs?
Vraagwoorden
pourquoi | waarom |
qui | wie |
où | waar |
quand | wanneer |
comment | hoe |
combien | hoeveel |
qu’est-ce que | wat |
à quelle heure | hoe laat |
quel(le) | welke |