1.9 Vocabulaire

Vocabulaire 1.9
lundi maandag
mardi dinsdag
mercredi woensdag
jeudi donderdag
vendredi vrijdag
samedi zaterdag
dimanche zondag
hier gisteren
aujourd'hui vandaag
demain morgen
la semaine de week
le jour de dag
le soir de avond
la nuit de nacht
le matin de ochtend
le midi de middag
à l'heure op tijd
en retard te laat
bientôt snel, binnenkort
Demain, c'est lundi. Morgen is het maandag.
Hier, c'était samedi. Gisteren was het zaterdag.
Aujourd'hui, c'est dimanche. Vandaag is het zondag.