Opgavenboek H11

Hoofdstuk 11

 

Voor dit hoofdstuk zijn een aantal leerdoelen vastgesteld. Na het maken van deze opdrachten ben je in staat om:

- Omschrijven wat kostprijs inhoudt

- De kostprijs van een product te berekenen op twee manieren

- Omschrijven wat opslagmethode en diverse kostencalculaties zijn

- Brutowinst en verkoopresultaat berekenen

 

Opgave 1

 

I. De kosten per product of dienst noem je de afschrijving

O Juist

O Onjuist

 

II. Opslagmethode en integrale kostencalculatie zijn twee manieren om de kostprijs te berekenen.

O Juist

O Onjuist

 

III. De manier waarop je de kostprijs berekent, hangt samen met de hoofdindeling van de kosten die je gebruikt.

O Juist

O Onjuist

 

 

 

Opgave 2

 

I. Wat is variabele kostencalculatie?

 

Opgave 3

 

Een industriële onderneming maakt onderdelen voor machines. De onderneming heeft de volgende gegevens over de productie en verkoop van machineonderdelen verzameld:

· De constante fabricagekosten bedragen € 150.000 per jaar.

· De variabele fabricagekosten bedragen € 50.000 per jaar bij een fabricage van 10.000 stuks.

· De constante verkoopkosten bedragen € 20.000 per jaar.

· De variabele verkoopkosten bedragen € 5.000 bij een verkoop van 10.000 stuks.

· De normale productie en verkoop bedragen 10.000 stuks.

· De maximale capaciteit bedraagt 12.000 stuks.

· De onderneming hanteert de integrale kostencalculatie.

 

I. Bereken de fabricagekostprijs.

II. Bereken de commerciële kostprijs. De onderneming wil een winstopslag van 50%.

III. Hoeveel bedraagt de verkoopprijs exclusief btw?

IV. Hoeveel bedraagt de brutowinstmarge?

 

 

 

 

Opgave 4

 

Zie gegevens in opgave 3. De onderneming produceert en verkoopt uiteindelijk 9.000 stuks.

 

I. Bereken het verkoopresultaat.

II. Bereken het bezettingsresultaat.

III. Is het bezettingsresultaat een positief of negatief resultaat? Beredeneer je antwoord.

IV. Bereken het resultaat.