Uitleg & opgaven

In de gemengde opgaven herhaal je het hoofdstuk nog eens. Alle onderwerpen worden kris-kras door elkaar terug gevraagd. Zo kun jij controleren of je alle onderdelen goed beheerst. Dit is een goede voorbereiding op je komende toets.

 

Wat je ook kunt doen:
Maak zelf eens een oefentoets voor een vriendje/vriendinnetje en laat hem of haar die toets eens maken, misschien heeft hij/zij ook wel een oefentoets voor jou. Vooral het nabespreken en uitleggen van de toets die je zelf gemaakt hebt is een hele goede oefening

Hieronder volgt per paragraaf telkens een uitlegfilmpje. Heb je een paragraaf nog niet helemaal begrepen, heb je veel foutjes gemaakt bij het oefenen of wil je gewoon de uitleg nog eens doornemen kijk dan het filmpje. Zoek daarna de bijbehorende opgaven op en oefen de uitleg die net is voorgedaan in het filmpje.

 

§1 Informatie aflezen. (vraag 2, 3, 7 en vraag 9)

Grafieken aflezen

 

§2 een verhaaltjes som oplossen. (vraag 4, 5 en vraag 6)

Contextopgaven oplossen

 

§3 Informatie in een tabel. (vraag 1)

Tabellen aflezen 1

 

§4 Een grafiek tekenen. (vraag 1 en vraag 8)

Grafieken tekenen 1

 

Grafieken tekenen 2

 

.1.   Grafiek tekenen.

Kim heeft een plantje gepland. Elke week meet zij hoe snel de plant gegroeid is. Dit doet zij door te meten hoeveel cm de top van de plant boven de aarde uit steekt.

  1. Welke woordjes uit de tabel horen bij de y-as?
  2. Je wilt de grafiek gaan tekenen, in je schrift heb je nog ruimte voor 8cm lange assen. Hoe groot moet je nu de stapjes op de x-as en de y-as maken?
  3. Teken bij de tabel een passende grafiek. Vergeet je assen niet te benoemen.

     

 

.2.   Staafgrafiek aflezen.

Hiernaast zien we een staafdiagram. In dit staafdiagram zijn de cijfers van klas 1E verwerkt.

 

  1. Wat is het hoogst behaalde cijfer? (maximum)
  2. Hoeveel leerlingen hebben voor deze toets het cijfer 7 gehaald?
  3. Hoeveel leerlingen hadden een onvoldoende? Noteer de berekening ook in je schrift.
  4. Hoeveel leerlingen hebben deze toets gemaakt? Noteer ook de berekening.

     

 

.3.   Grafiek aflezen.

In de grafiek hierboven zie je de verkoop van verschillendproducten in een sportwinkel. De y-as gaat over het aantal verkochte sportartikelen, de x-as gaat over de maanden van het jaar.

 

  1. Hoeveel wintersportartikelen verkocht de winkel in Januari?
  2. En hoeveel wintersportartikelen verkocht de winkel in Juni?
  3. Als je het antwoord van vraag a en vraag b vergelijkt. Kun je dit verschil dan verklaren?
  4. In welke maanden was de verkoop van sportkleding het laagst?
  5. In welke maand was de verkoop van campeerspullen het hoogst?
  6. Verkocht de winkel in April of in September meer hockey/voetbalschoenen?

     

 

.4.   Lekker sporten

Bekijk de advertentie over het verbranden van Caloriën.

Caloriën zijn:  de hoeveelheid energie in je eten. Hoeveel energie je uit je eten kunt halen dat noemen we Caloriën.

 

Door 1 km hard te lopen verbrand je ongeveer 100 Caloriën. Uit de advertentie kun je opmaken hoeveel caloriën er in een gemiddelde burger zitten.

Hoeveel meter moet je hardlopen om de ernergie uit één burger te verbranden?


 

 

.5.   Lekker sporten

Een kilogram lichaamsvet is ongeveer 7900kcal. Hoeveel kilometer moet je hardlopen om die 7900kcal te branden?


 

.6.   Camping bezoek

Jij, je broertje, zusje en je best vriend gaan met jouw ouders een midweek (5 nachten) camperen op een camping in Drenthe.  Je ouders en zusje slapen in een caravan, Je broertje heeft zijn eigen tentje en jij deelt een tent met je beste vriend.

Bereken wat dit campeertripje gaat kosten.  Schrijf je berekening in je schrift.


 

 

.7.   grafiek

Bekijk de grafiek hiernaast.

In de grafiek zijn 3 fouten gemaakt. Kun jij ze alle drie spotten?
Noteer de fouten in je schrift.


 

 

 

 

.8.   IJsverkoop

Als je een ijsje koopt, betaal je niet alleen voor de bolletjes ijs, maar ook voor het hoorntje.
Bij de ijskar op het marktplein betaal je voor een los hoorntje €0,50.
Per bolletje ijs betaal je nog een €0,75.

  1. Maak voor de ijskar een tabel waarin je bijhoudt wat de ijsjes moeten kosten. Ga door tot maximaal 4 bolletjes
  2. Teken een grafiek bij de tabel over de ijsverkoop.

     

.9.   De taartjes winkel

Hiernaast zie je een cirkeldiagram. Dit cirkeldiagram laat zien wat een taartjeswinkel in de ochtenduren verkoopt.

 

  1. Kun je in dit cirkeldiagram aflezen hoeveel donuts de winkelier verkocht aan zijn klanten?
  2. Mireille beweert dat de taartjeswinkel meer thee&koffie verkoopt in de ochtend dan andere dingen. Laat met een berekening zien of Mireille gelijk heeft.
  3. Job beweert dat de taartjeswinkel twee keer zo veel donuts verkoopt dan sapjes. Laat met een berekening zien of Job gelijk heeft.