1.1 Omzet

Als manager of ondernemer heb je kennis nodig van financieel beleid. Zo kun je betere beslissingen nemen op het gebied van geld en ervoor zorgen dat er omzet en winst worden gemaakt.​

Een onderneming moet voldoende omzet halen en daar horen de volgende onderwerpen bij:

1. Waarde toevoegen

In de retail lever je of verkoop je producten aan de consumenten. Je koopt het product in en verkoopt het zelfde product weer met de verkoopprijs. Toch voeg je waarde toe aan het product waardoor de consument meer wilt betalen voor je product. Die toegevoegde waarde kan bijvoorbeeld bestaan uit:

2. Kostprijs en verkoopprijs

Kosten die je per verkocht product maakt noem je de kostprijs. De kostprijs van een product laat zien of je bij een bepaalde verkoopprijs genoeg winst maakt. Zo is het handig om bij de samenstelling van het assortiment te weten welke artikelen een grote bijdrage leveren aan de winst en welke kleinere. Bij de producten die een kleine bijdrage leveren aan de winst is het toch de uitdaging om klanten aan te trekken door bijvoorbeeld er actieartikelen van te maken. Om de kostprijs te bereken deel je de kosten op in de constante kosten en variabele kosten.

Constante kosten: Zijn kosten waarvan het totaalbedrag niet afhankelijk is van de productie.

Variable kosten: Zijn kosten waarvan het totaalbedrag wel afhankelijk is van de productie.

Ook kan je de kostprijs op een andere manier opsplitsen en dat is door de directe kosten en indirecte kosten.

Directe kosten: Kosten die direct te maken hebben met het product of dienst. Zoals materiaal, grondstofkosten of uren van het personeel.

Indirecte kosten: Kosten die niet direct te maken hebben met het product of dienst. Zoals huur, telefoonkosten en afschrijvingskosten.

 

Kengetallen over omzet en voorraad

Kengetallen zijn de uitkomsten van berekeningen die maakt om je presentaties kunt vergelijken. Die kengetallen kunnen over allerlei presentaties die jou winkel of onderneming maakt. Een van die kengetallen is de omzetsnelheid of de omloopsnelheid van de voorraad. Daaruit kun je opmaken of producten lang op voorraad liggen of niet. Artikelen met een hoge omzetsnelheid hebben een andere benoeming en dat heten: Fast moving consumer goods (FMCG). De FMCG zijn bijvoorbeeld de meeste producten die in de supermarkt worden verkocht zoals voedsel, tandpasta en toiletpapier.