Tegenwoordig is een poolanker een zeer veel gebruikt type.
Het is direct herkenbaar door de twee grote vloeien die tot bijna de sluiting reiken.
De lengte van de vloeien is zo'n 2/3 van de lengte van de schacht.
Het anker heeft geen armen waar de vloeien aan zitten.
De Nederlander Louis Pomée (Leiden 1910-1999) wilde een anker ontwikkelen dat het goede van lange armen (wat een koppel oplevert) en het oppervlak vloeien (wat houdkracht oplevert) combineerde
De combinatie leverde het Poolanker op.
De kroonplaat zoals we die bij het Spek- en Hall anker duidelijk zien is veel minder prominent aanwezig en beslaat niet veel meer dan een plaat onder aan de vloeien.
De randen van de vloeien kunnen afgewerkt zijn met een stuk rondstaal om de vloeien te beschermen tegen buigende krachten.
De wijze waarop de grondplaat is aangebracht onderscheidt de diverse typen poolankers.
Dit type wordt aangeduid met letters.
Poolanker TW (Bemerk de verzwaarde kroonplaat)
Poolanker YM, de vlakke kroonplaat zorgt voor een flush (gelijk) oppervlak als het anker in de kluis zit.
Voordat het anker in de kluis komt klappen de vloeien om zodat ze min of meer liggend in de (diepe) kluis verdwijnen.
Dit type wordt veel gebruikt op megajachten en cruiseschepen omdat dit mooier lijkt.
Pool TM
+ Goede houdkracht door de grote vloeien.
- 'Eigen' houdkracht tgv het relatief kleine eigen gewicht niet heel groot.
De houdkracht moet echt komen van de ankerketting en daarmee de mate van ingraven van de vloeien. (Zie hoofdstuk Ankeren.)