After reading the instructions and doing the exercises, I ...
… know when and how to use ‘will’ in the future.
... am able to choose the right option between the future with ‘will’ or ‘to be going to’ when used in a sentence.
Wanneer gebruik je ‘will’?
Als je op het moment van spreken iets besluit
Als je praat over een voorspelling gebaseerd op een mening
Bij een spontaan aanbod, voorstel, belofte, verzoek of een weigering.
Als je over feitelijke voorspellingen praat
Bij onzekerheid over de toekomst, vaak met ‘I think/probably/possibly’
Op welke woorden kun je letten?
Alles dat een mening aangeeft, zoals: I think, in my opinion, if you ask me, etc.
Woorden die onzekerheid aangeven, zoals: probably, maybe, perhaps, possibly, etc.
Voorbeeldzinnen:
I will bring you there!
She thinks the holiday in Italy will be great.
Oh, you’re in the supermarket now? Will you bring me some milk, please?
It will be cloudy tomorrow.
She’ll probably be late.
Hoe ziet de vorm eruit?
Bij de future met ‘will’ plak je alleen het hele werkwoord achter will. Je hoeft dus niets te vervoegen bij deze tijd!
Hoe zit het met de uitzonderingen?
Wanneer je de future met ‘will’ gebruikt om te praten over een voorstel of aanbod, kan het zijn dat je iets anders moet gebruiken dan het woord ‘will’. Dit geldt als het voorstel of aanbod in een vraagvorm staat. Wel geldt deze uitzondering enkel bij een vraag met ‘I’ en ‘we’. Je vervangt het woord ‘wil’ dan door ‘shall’. Kijk naar de volgende voorbeelden: