2.10 Oplosbaarheid

Suiker lost goed op in water, krijt lost niet op in water. De oplosbaarheid van een stof is het aantal gram dat maximaal in 1 L vloeistof kan oplossen. Een oplossing waarin de maximale hoeveelheid stof is opgelost, noem je een verzadigde oplossing. Is er minder opgelost, dan spreek je van een onverzadigde oplossing.

Als je een onverzadigde oplossing indampt, zal het gehalte van de opgeloste stof steeds groter worden, omdat de hoeveelheid vloeistof afneemt. Op het moment dat de oplossing verzadigd is en je doorgaat met indampen, begint er een vaste stof te ontstaan. Niet alleen vaste stoffen en vloeistoffen lossen op in water, maar ook gassen. De oplosbaarheid van vaste stoffen neemt toe als de temperatuur stijgt en de oplosbaarheid van gassen wordt juist kleiner als de temperatuur stijgt.

Vissen halen met hun kieuwen opgeloste zuurstof uit het water. Als in de zomer de temperatuur in sloten en rivieren te hoog wordt, neemt de oplosbaarheid van zuurstof in het water af. Vissen kunnen dan te weinig zuurstof binnenkrijgen.

De oplosbaarheid is het aantal gram dat maximaal in een liter oplossing kan zitten. De oplosbaarheid kun je ook aangeven met het aantal gram stof dat ik 1 kg oplosmiddel kan zitten. De eenheden zijn dus g/L of g/kg.

Voorbeeld:

De oplosbaarheid van natriumchloride (keukenzout) in water bij 298 K is 359 g/kg. Dus: in 1 kg water kan 359 g natriumchloride oplossen.

Vraag 1: Hoeveel oC is 298 K?

Antwoord: Om van K naar oC te gaan moet je temperatuur in K - 273 doen. Dus: 298 - 273 = 25oC.

Vraag 2: Hoeveel g natriumchloride kan oplossen in 1 g water?

Antwoord: in 1 kg kan 359 g natriumchloride oplossen. 1 kg = 1000 g, dus in 1000 g kan 359 g natriumchloride oplossen. In 1 g kan dan: 359/1000 = 0,359 g natriumchloride oplossen.

Vraag 3: Hoeveel g natriumchloride kan oplossen in 275 g water?

Antwoord: in 1 g kan 0,395 g oplossen, in 275 g kan dan: 0,395 x 275 = 108,625 g natriumchloride oplossen.

Vraag 4: Jane maakt een zoutoplossing. Ze heeft 600 g water en voegt hieraan 250 g natriumchloride toe. Heeft Jane een verzadigde oplossing of een onverzadigde oplossing gemaakt?

Antwoord:

  1. Eerst berekenen we hoeveel g natriumchloride maximaal in 600 g water kan oplossen. In 1 g kan 0,359 g oplossen, in 600 g water kan dan: 0,359 x 600 = 215,4 g natriumchloride oplossen.
  2. Er kan maximaal 215,4 g natriumchloride oplossen, maar Jane heeft meer toegevoegd. Dit betekent dat de maximale hoeveelheid is opgelost! Dus: het is een verzadigde oplossing.
  3. Vaak wordt ook gevraagd hoeveel g zout er niet op kan lossen. Dat is dus alles boven de 215,4 g! Ze heeft 250 g toegevoegd, dus 250 - 215,4 = 34,6 g natriumchloride wordt niet opgelost en zal je als vaste stof in de vloeistof op de bodem zien liggen.

 

Hieronder staat een document met opdrachten over oplosbaarheid. Maak deze opdrachten in je schrift.

Opdracht oplosbaarheid.docx