4.7 Zouten

Naast keukenzout, dat je al kent, horen veel andere stoffen ook tot de zouten. Op een aantal plaatsen op de aarde, zoals in Pamukkale, in Turkije, komen rotsen voor die spierwit zijn. De witte stof waar de rotsen uit bestaan is een zout. De eigenschappen van dit zout, kalk, zijn heel anders dan de eigenschappen van keukenzout. Toch hebben zouten ook een aantal gemeenschappelijke kenmerken. In het algemeen blijkt dat zouten een hoog smeltpunt en kookpunt hebben.

Je hebt al geleerd dat zouten in vaste toestand geen stroom kunnen geleiden, maar in vloeibare fase wel. Kennelijk bestaat een zout uit geladen deeltjes die in de vaste fase niet kunnen bewegen, maar in de vloeibare fase wel.

Zouten kunnen in de vloeibare fase stroom geleiden, ze moeten daarom wel uit geladen deeltjes bestaan. Deze geladen deeltjes zijn ionen. Zouten zijn opgebouwd uit positieve metaalionen en negatieve niet-metaalionen. 

In het rooster van het metaal natrium zitten Na+-ionen in een regelmatig patroon gerangschikt met daartussen negatief teladen elektronen die vrij kunnen bewegen. Een atoom chloor heeft aan de buitnekant ruimte voor een extra elektron. Als je nu bij natrium chloorgas, Cl2, brengt, zal het chloor elektronen uit het metaalrooster kunnen opnemen. Hierbij ontstaan dan Cl--ionen, zie de afbeelding hieronder. De Na+- en de Cl--ionen trekken elkaar sterk aan en rangschikken zich nu in een rooster, dit noem je een ionrooster. De ionen kunnen in de vaste fase niet meer van hun plaats komen, maar in vloeibare toestand wel en dan kunnen ze stroom geleiden.

Zouten smelten en koken bij aanzienlijk hogere temperaturen dan moleculaire stoffen. Dat komt doordat de elektrische aantrekkingskrachten tussen de positieve ionen en de negatieve ionen in een zout zeer sterk zijn. Als gevolg van deze sterke aantrekkingskrachten ontstaat een sterke binding tussen de positieve ionen en de negatieve ionen. Deze binding is een ionbinding. De ionbinding is veel sterker dan de vanderwaalsbinding in moleculaire stoffen.