Per atoomsoort is het aantal protonen en elektronen gelijk. Het aantal neutronen hoeft niet gelijk te zijn aan het aantal protonen en elektronen. Zo heeft een koolstofatoom altijd zes protonen in de kern, maar in de natuur komen atoomsoorten voor met 6, 7 of 8 neutronen in de kern, zie de tabel hieronder.
Atomen van dezelfde atoomsoort met alleen een verschillend aantal neutronen in de kern noem je isotopen. Isotopen van dezelfde atoomsoort zijn chemisch gezien precies hetzelfde, ook al hebben ze een verschillend aantal neutronen. Ze hebben daarom hetzelfde symbool.
Om het verschil tussen de isotopen duidelijk te maken, wordt gebruikgemaakt van het massagetal (zie de tabel hierboven). Het massagetal is de som van het aantal protonen en neutronen in de kern en is dus altijd een geheel getal. Het aantal elektronen wordt hierbij niet meegerekend.
Er zijn twee manieren die veel worden gebruikt om een isotoop in formulevorm weer te geven.
Hieronder de twee voorbeelden van chloor met massagetal 37:
Bij manier 2 zie je dus het atoomnummer niet, maar die kun je opzoeken in het periodiek systeem.
Samengevat:
Opdracht: Geef van de volgende atomen het aantal protonen, elektronen en neutronen. Schrijf de antwoorden in je schrift.
Opdracht: Schrijf de antwoorden in je schrift. Een atoom heeft 27 protonen, 32 neutronen en 27 elektronen.
a. Welke atoomsoort is dit?
b. Wat is het atoomnummer en het massagetal van dit atoom?
Van deze atoomsoort zijn meerdere isotopen bekend.
c. Geef de isotoopnotatie van bovenstaande isotoop op de twee manieren die in deze paragraaf zijn beschreven.
d. Wat is het aantal neutronen als je de isotoop met massagetal 57 hebt?
Opdracht: Neem onderstaande tabel over in je schrift en vul hem verder in.
Je kunt nu de opdrachten nakijken. De antwoorden kun je verderop vinden onder het kopje 'Antwoorden'.