3.2 Molecuulformules

Je kent de formule van water, H2O, vast al wel. In de afbeelding hieronder zie je de molecuultekening van water.

In deze molecuultekening zie je dat een watermolecuul is opgebouwd uit drie atomen, één zuurstofatoom (rode bolletje) en twee waterstofatomen (witte bolletjes).

In plaats van een molecuultekening wordt vaak gebruikgemaakt van een formule zoals H2O bij water. In zo'n formule staat het symbool van elke atoomsoort die in het molecuul voorkomt en hoeveel atomen van elke soort er zijn. Achter iedere atoomsoort staat een cijfertje, de index. Dit cijfertje geeft het aantal atomen aan van het symbool dat ervoor staat. H2O betekent dus twee H-atomen en één O-atoom. De index 1 wordt altijd weggelaten, daarom staat er geen cijfer achter de O.

Hieronder zie je de molecuultekeningen van stikstof en azijnzuur. Hiervoor zijn vaste afspraken gemaakt. Wereldwijd worden dezelfde kleuren voor bepaalde atoomsoorten gebruikt.

       

Het azijnzuurmolecuul bestaat uit twee zwarte bolletjes, vier witte bolletjes en twee rode bolletjes. Dat wil zeggen twee koolstofatomen, vier waterstofatomen en twee zuurstofatomen. De formule van azijnzuur is dus C2H4O2. Soms wordt de formule net iets anders weergegeven zodat je ook de volgorde van de atomen in de molecuultekening eruit kunt afleiden. Voor azijnzuur staat er dan CH3COOH. Dit zijn nog steeds twee koolstofatomen, vier waterstofatomen en twee zuurstofatomen. De formules van moleculen noem je molecuulformules.

In de afbeelding hieronder staan vijf watermoleculen met een molecuultekening weergegeven. Dit kun je ook in formuletaal schrijven. Je zet dan het aantal moleculen voor de formule van het molecuul. Voor het voorbeeld hieronder zou dat 5 H2O zijn. Dit cijfer voor de formule van een verbinding of een element noem je de coefficient.

Formules van verbindingen en elementen

Hieronder staan enkele voorbeelden van enkele molecuultekeningen. Onder de molecuultekeningen staan de naam en de formule van die stof. De naam en de bijbehorende formule moet je uit je hoofd kennen. Soms moet je zelf een formule opstellen van uit een molecuultekening. Wanneer je zelf een formule opstelt, zet je de symbolen van de atomen in alfabetische volgorde. Als je in een molecuultekening dus vijf waterstofatomen telt, één stikstofatoom, zes koolstofatomen en twee zuurstofatomen, dan schrijf je de molecuulformule als C6H5NO2. Zoals je hieronder bij ammoniak ziet, kan de officiele notatie weleens afwijken van de alfabetische volgorde.

 

Een element is een stof die uit één atoomsoort bestaat. Bij de meeste elementen vormen de atomen geen groepjes. Er zijn dan geen moleculen. De formule van zo'n element is het symbool van het atoom met index 1. Zo heeft het element koolstof eigenlijk de formule C1, dus dat schrijf je als C.

Zeven elementen komen als twee-atomige moleculen voor. De formule van zo'n element is het symbool van het atoom met index 2. Bijvoorbeeld het element waterstof heeft de formule H2. De namen en formules van deze elementen die in de tabel hieronder staan, moet je uit je hoofd kennen. Er is een ezelsbruggetje: Claire Fietst Naar Haar Oma In Brugge

Opdracht: Gegeven is de formule 2 C6Cl5OH. Beantwoord hierover de volgende vragen en schrijf de antwoorden in je schrift.

a. Noteer de namen van de atoomsoorten waaruit de moleculen van deze stof zijn opgebouwd.

b. Hoeveel atomen van iedere soort komen er in één molecuul voor?

c. Waarvoor staat het cijfer 2 in deze formule?

d. Wat is het totaal aantal atomen in deze formule?

Opdracht: Hieronder zie je molecuultekeningen van vijf stoffen. Leid hieruit de formules van deze stoffen af en schrijf deze in je schrift. Gebruik hierbij het tabelletje met de kleuren en de atoomsoorten.