Atomen zijn nog niet de kleinste deeltjes die bestaan, want ze zijn zelf weer opgebouwd uit nog kleinere deeltjes. Uit onderzoek bleek dat alle massa van de atomen geconcentreerd is in het midden van het atoom, daar omheen zit vrijwel niets. Dit midden van het atomen, de kern, is opgebouwd uit twee soorten deeltjes die even zwaar zijn. Het ene deeltje, het proton, heeft een positieve lading. Het andere deeltje, het neutron, is neutraal geladen. De afkortingen voor deze twee deeltjes zijn p en n.
Om de kern zweven deeltjes, de elektronen, die vrijwel geen massa hebben, maar wel een negatieve lading. De elektronen bevinden zich in een zogenoemde elektronenwolk. De afkorting voor elektronen is e-.
Om je een idee te geven van de verhoudingen binnen een atoom, kun je aan een voetbalveld denken. Het veld is dan het atoom en een korreltje verf in de middenstip geeft de grootte van de atoomkern weer. Dit is een model waarmee je alle atomen kunt weergeven en dit model heet het atoommodel van Rutherford.
Alle atomen hebben een vergelijkbare opbouw, maar het aantal protonen, neutronen en elektronen is anderd. Het aantal protonen dat in de kern van een bepaalde atoomsoort zit, kun je afleiden uit het periodiek systeem. Atomen zijn namelijk in het periodiek systeem gerangschikt naar het aantal protonen in de kern. Het aantal protonen is gelijk aan het atoomnummer en dat is uniek voor een atoomsoort.
Alle atomen van dezelfde soort hebben hetzelfde atoomnummer. Het aantal elektronen in een atoom is gelijk aan het aantal protonen. Hierdoor is een atoom een ongeladen deeltje.
Via de volgende link kom je bij een periodiek systeem: https://www.ptable.com/?lang=nl
Linksboven staat het atoomnummer, zie het voorbeeld van ijzer:
Het atoomnummer van ijzer is 26. Dit betekent dat ijzer 26 protonen heeft. Omdat het aantal elektronen gelijk is aan het aantal protonen, heeft ijzer ook 26 elektronen.
Opdracht: gebruik het periodiek systeem via de link hierboven. Schrijf de antwoorden in je schrift. Leg met behulp van het periodiek systeem uit hoeveel protonen en elektronen de volgende deeltjes bevatten:
a. Mg
b. Au
c. Al
d. Cl
Opdracht: Een atoom heeft 56 protonen en 56 elektronen. Wat is het symbool dat bij deze atoomsoort hoort? Schrijf het antwoord in je schrift.