Past simple or past perfect -2

Voorbeeld verschil zin met opvolgende gebeurtenissen en zin met gebeurtenissen die in het verleden tegelijk gebeuren:

When I arrived (2) Thom had just left (1).   Het woordje just geeft aan dat iets net is gebeurd.


Eerst gaat Thom weg, dan kom ik binnen.
1. Voor het deel dat als eerste gebeurt (Thom gaat weg) wordt de past perfect gebruikt.
2. Voor het deel dat als tweede gebeurt (ik kom binnen), de past simple.

Als twee gebeurtenissen in het verleden tegelijk gebeurden, gebruik je de past simple:

When I arrived, Thom left.                        Op het moment dat ik binnenkom vertrekt Thom.