Beginner

Bij de present simple gebruik je de stam van een werkwoord.​ Als je het werkwoord ''walking'' (lopen) hebt, is de stam ''walk'' (loop). Een voorbeeldzin hiervan in de present simple tense is:
I always walk to school.

Wanneer wij het hebben over she/he/it, voegen we een ''s'' toe aan het werkwoord, net zoals wij in het Nederlands een ''t'' voegen bij een werkwoord wanneer het hebben over zij/hij/het. Een voorbeeldzin in de present simple tense is:
She always walks to school.
He always walks to school.

Je kan ook she/he/it met persoonlijke naamwoorden vervangen, zoals namen van mensen en dieren.

Er zijn ook signaalwoorden in present simple zinnen waardoor je kan herkennen dat het een zin is in de present simple tense. Deze signaalwoorden zijn: