Er bestaan twee soorten werkwoorden: klankveranderende (sterke) werkwoorden en klankvaste (zwakke) werkwoorden. Bij klankveranderende werkwoorden verandert de klank in de verleden tijd (v.t.).
Infinitief | Ik-vorm v.t. |
lopen | ik liep |
vinden | ik vond |
Klankvaste of zwakke werkwoorden zijn werkwoorden waarvan de klank niet verandert. De persoonsvorm in de verleden tijd schrijf je met de ik-vorm + te(n) of ik-vorm + de(n).
Voorbeeld:
Infinitief | Persoonsvorm v.t. |
stoppen | ik stopte |
boffen | wij boften |
verbazen | ik verbaasde |
antwoorden | wij antwoordden |
Om te bepalen of je + te(n) of + de(n) moet schrijven, kun je de regel van 't kofschip gebruiken. Bij deze regel ga je uit van de stam van het werkwoord. Is de laatste letter van de stam een medeklinker uit 't ex kofschip? ► schrijf ik-vorm + te(n).
Is de laatste letter van de stam geen medeklinker uit 't ex kofschip? ► schrijf ik-vorm + de(n).
Voorbeeld:
Infinitief | Stam | 't Ex Kofschip? | Persoonsvorm v.t. |
schroeven | schroev | nee | ik schroefde |
vissen | viss | ja | wij visten |
Wil je meer duidelijkheid over de theorie van 't ex kofschip? Bekijk het onderstaande filmpje: