2.2 - Persoonsvorm in de verleden tijd

Er bestaan twee soorten werkwoorden: klankveranderende (sterke) werkwoorden en klankvaste (zwakke) werkwoorden. Bij klankveranderende werkwoorden verandert de klank in de verleden tijd (v.t.).

Infinitief Ik-vorm v.t.
lopen ik liep
vinden ik vond

 

Klankvaste of zwakke werkwoorden zijn werkwoorden waarvan de klank niet verandert. De persoonsvorm in de verleden tijd schrijf je met de ik-vorm + te(n) of ik-vorm + de(n).

Voorbeeld:

Infinitief Persoonsvorm v.t.
stoppen ik stopte
boffen wij boften
verbazen ik verbaasde
antwoorden wij antwoordden

 

Om te bepalen of je + te(n) of + de(n) moet schrijven, kun je de regel van 't kofschip gebruiken. Bij deze regel ga je uit van de stam van het werkwoord. Is de laatste letter van de stam een medeklinker uit 't ex kofschip? ► schrijf ik-vorm + te(n).

Is de laatste letter van de stam geen medeklinker uit 't ex kofschip? ► schrijf ik-vorm + de(n).

Voorbeeld:

Infinitief Stam 't Ex Kofschip? Persoonsvorm v.t.
schroeven schroev nee ik schroefde
vissen viss ja wij visten

 

Wil je meer duidelijkheid over de theorie van 't ex kofschip? Bekijk het onderstaande filmpje:

Theorie over 't ex kofschip

 

Ga verder naar opdracht 1