In 1095 riep paus Urbanus II de eerste kruistocht uit. Niet alleen de adel was enthousiast, maar ook de gewone bevolking deed daar graag aan mee. Niet alleen deden christenen mee aan de kruistocht om heiligdommen te beschermen tegen moslims, maar ook werden hun zonden vergeven als ze mee deden. Ze zouden dan naar de hemel gaan als ze stierven. Daarnaast probeerden vooral ridders, maar ook handelaren rijk te worden van de kruistochten. Dat kon door te plunderen of een stukje land te verdienen of veroveren. Meer dan honderdduizend christenen vertrokken op weg naar het heilige land om Jeruzalem te veroveren op de moslims. Velen stierven onderweg al aan uitdroging, honger, ziektes of ander gevaar. De stad werd in 1099 veroverd en dat betekende een enorme tegenslag voor de moslims. Later zou de stad weer heroverd worden en nog meer kruistochten zouden volgen.