In deze paragraaf gaan we het hebben over de verschillen tussen stad en platteland. Als mensen van de ene woonplaats naar de andere verhuizen dan noem je dat migratie. Dat kan dus ook van platteland naar stad of andersom.
Een ander woord voor platteland kan ook wel stedelijk gebied zijn. Een kenmerk van zo'n landelijk gebied is dat er weinig voorzieningen zijn. Een bakker, supermarkt of café is er meestal nog wel. Maar grotere winkels als de V&D of bijenkorf vind je er niet.
Als mensen verhuizen van het platteland naar de stad noemen wij dat urbanisatie. De groei van dorpen door migranten uit de stad noemen we suburbanisatie. Er kunnen dan voorsteden ontstaan. Een stad met daaraan vastgegroeide dorpen en voorsteden noem je een agglomeratie. In zo'n agglomeratie staat vaak één stad centraal. Deze noemen wij ook wel de centrale stad. Als de stad en zijn voorsteden eromheen veel onderling contact hebben noemen wij dit een stadsgewest. In Nederland zijn veel van deze stadsgewesten aan elkaar vast gegroeid. Zij vormen samen een stedelijk gebied. Het grootste stedelijk gebied in Nederland heet de Randstad en bestaat uit de vier grote steden Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht, met de dorpen en steden die ertussen liggen.
Om de verschillen tussen stad en dorp nog een keer mooi op een rijtje te zetten heb ik hieronder een plaatje gezet. Bekijk deze goed!
Rond elke stad ligt dus een gebied dat voor allerlei stedelijke voorzieningen is aangewezen op die stad. Dat noem je het verzorgingsgebied van een stad. De centrale stad heet het verzorgingscentrum.
Doe deze oefening minsten één keer, als je het leuk en/of leerzaam vind mag het natuurlijk vaker!