Aan het begin van de zestiende eeuw lagen in wat nu Nederland, Belgiƫ en Luxemburg zijn 17 verschillende gewesten. Samen Heette die 'de Nederlanden'. Elk gewest werd zelf bestuurd en had eigen wetten, een eigen geldsoort en vaak een streektaal. De hoogste baas in elk gewest was de landsheer. Voor de Nederlandse gewesten was dit Karel V. Hij was koning van Spanje. Omdat zijn rijk zo groot was, kon hij niet elke vergadering zelf bijwonen. Daarom had hij in elk gewest een eigen plaatsvervanger: de Stadhouder.
