LES 6: analyse van drama

DRAMA
 
1. Voorstelling
Waar gaat het theaterstuk over, wat is de inhoud, het verhaal, het thema, het concept, de boodschap?
 
2. Vormgeving:
hoe wordt de theatervoorstelling vormgegeven door middel van spel?
 
3. Theatervormgeving:
Waarmee, met welke materialen en technieken, wordt de theatervoorstelling vormgegeven?
 

 

I. Voorstelling
Waar gaat het theaterstuk over, wat is de inhoud, het verhaal, het thema, het concept, de boodschap?
 
De inhoud van veel theaterstukken is gebaseerd op een (historische of eigentijdse) tekst. Lucifer van Joost van den Vondel kan worden uitgevoerd met de oorspronkelijke tekst, maar ook naar een eigentijdse, bewerkte tekst. De tekst kan gebaseerd zijn op een boek of film, of volledig nieuw zijn en speciaal geschreven. De tekst kan zijn voortgekomen uit improvisatie van de acteurs, of instant worden geïmproviseerd tijdens de voorstelling.
Ook zijn er theatervormen waarin tekst nauwelijks of geen rol speelt: denk aan fysiek theater, mime, slapstick etc.
 
De inhoud van een theaterstuk kan worden gevat in de zgn. spelgegevens, die kunnen worden samengevat in de 5 w’s:
 
wie
De verschillende personages in het stuk, types (personages met één of hoogstens twee karaktereigenschappen, zoals Batman), karakters (personages met meerdere karaktereigenschappen, vaak met een karakterontwikkeling, zoals Hamlet).
 
wat
Het plot, het conflict, de spanningsopbouw: inleiding, opbouw, climax, afloop.
 
waar
De plaats, ruimte, locatie waar de handeling zich afspeelt.
 
waarom
Het motief, de beweegreden van de handeling (zoals: waarom wil Mutter Courage geen vrede? Ze verdient namelijk haar geld met de oorlog).
wanneer
 
Het wanneer gaat over tijd en tijdsverloop (plaatsing in de historische tijd en tijdsverloop in het stuk: chronologisch, fragmentarisch, tijdsprongen, flash back, flash forward).
 

 
2.Vormgeving
Hoe wordt de theatervoorstelling vormgegeven door middel van spel?
SPEL =
1. Het lichaam van de acteur
2. Stemgebruik van de acteur
3. Mise-en-scene
4. Speelstijl
 
 
1. het lichaam van de acteur:
De acteurs spelen een personage. Zoals een muzikant een instrument in handen heeft, waarmee hij muziek maakt, zo heeft de acteur z’n lichaam als instrument.
 
- mimiek (gezichtsuitdrukking). De mimiek is de uitdrukking op het gezicht. Als een acteur iemand speelt die langzaam wakker wordt, kan dat heel nadrukkelijk in de uitdrukkingen op het gezicht duidelijk worden gemaakt. Dan is er sprake van expressieve mimiek.
 
- bewegingen (zoals het waggelen van een dikke dame). Het gaat om bewegingen die uitdrukking geven aan en rol en situatie. Het gaat het niet alleen om lopen, maar om alle activiteiten om van houding of plaats te veranderen. Zo is het omkijken al een vorm van beweging. Als koude wordt verbeeld, zal de acteur stroef en weinig bewegen om aan te geven dat z’n spieren verstijfd zijn. Daarnaast kan beweging in de voorstelling ook een zelfstandige functie hebben. Het gaat dan niet om uitdrukking te geven aan een rol of situatie, maar om een bepaalde rol of dynamiek op te roepen.
 
- gebaren: (zoals het trommelen met de vingers voor een nerveus type). Het gebruik van gebaren is een vorm van bewegen waarbij het gaat om het afzonderlijk bewegen van lichaamsdelen. Soms volgen de bewegingspatronen een vaste choreografie.
 
- lichaamshouding (zoals een stijve nek voor een koppig persoon, of het ingezakt zitten van
een sloom figuur). Met de houding van het lichaam kun je van alles uitdrukken, bijvoorbeeld bij koude of angst is de houding meestal ineengekrompen en bij blijdschap open.
 
- handeling (roken, neuspeuteren, op het horloge kijken)
 

 
 
2. Stemgebruik van de acteur:
de acteurs spelen een personage. Zoals een muzikant een instrument in handen heeft, waarmee hij muziek maakt, zo heeft de acteur ook zijn stem als instrument.​
 
De stem kan op allerlei manieren worden gebruikt. Je kunt verschillende vormen van expressie aan de stem geven en je kunt op allerlei manieren spreken (dialect, beschaafd, etc). Denk hierbij aan:
 
3. mise-en-scène
Hiermee bedoelt men het gebruik van het speelvlak door de acteurs, zoals de plaatsing van personages in het speelvlak, de blikrichtingen en het bewegen van de personages ten opzichte van elkaar en ten opzichte van het speelvlak (de looplijnen). Ook het op- en afgaan van de personages hoort tot de mise-en-scène.
 

Voorbeeld mise-en-scene

 
4. speelstijl
Onder speelstijl verstaat men een wijze van spelen, die over het algemeen kenmerkend is voor een bepaald theatergenre zoals melodrama (soap), realisme, absurdisme, slapstick of episch theater. De speelstijl kan ook gekoppeld zijn aan het regieconcept van de regisseur.
 
EXTRA UITLEG
 

De middelen voor de filmacteur en de theateracteur

Met de houding van het lichaam kun je van alles uitdrukken, bijvoorbeeld bij koude of angst is de houding meestal ineengekrompen en bij blijdschap open.

Een angstig persoon heeft een andere houding dan een blij mens.

De acteur gebruikt ook beweging in het spel. Het gaat om bewegingen die uitdrukking geven aan en rol en situatie. Het gaat het niet alleen om lopen, maar om alle activiteiten om van houding of plaats te veranderen. Zo is het omkijken al een vorm van beweging. Als koude wordt verbeeld, zal de acteur stroef en weinig bewegen om aan te geven dat z’n spieren verstijfd zijn. Daarnaast kan beweging in de voorstelling ook een zelfstandige functie hebben. Het gaat dan niet om uitdrukking te geven aan een rol of situatie, maar om een bepaalde rol of dynamiek op te roepen.

Het gebruik van gebaren is een vorm van bewegen waarbij het gaat om het afzonderlijk bewegen van lichaamsdelen. Soms volgen de bewegingspatronen een vaste choreografie.

De mimiek is de uitdrukking op het gezicht. Als een acteur iemand speelt die langzaam wakker wordt, kan dat heel nadrukkelijk in de uitdrukkingen op het gezicht duidelijk worden gemaakt. Dan is er sprake van expressieve mimiek.

De stem kan op allerlei manieren worden gebruikt. Je kunt verschillende vormen van expressie aan de stem geven en je kunt op allerlei manieren spreken (dialect, beschaafd, etc)

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
3. Theatervormgeving:
waarmee, met welke materialen en technieken, wordt de muziekvoorstelling vormgegeven?
 
Hieronder verstaan we:
 
decor
Dit is de toneeltoerusting waarmee de plaats van handeling wordt voorgesteld, ook projecties kunnen tot het decor behoren.
 
kostuum
Onder kostuum verstaat men de kleding die hoort bij het personage en bij de context van het toneelstuk.
 
grime en hair styling
Dit gaat over de opmaak van het gezicht van de acteurs en hun haardracht: denk hierbij onder andere aan schmink, pruiken en littekens.
 
rekwisieten
Rekwisieten zijn voorwerpen die in een voorstelling gebruikt worden door de spelers, zoals een pen of een zwaard. Ook stoelen en tafels die op een toneel staan zijn rekwisieten.
 
attributen
Een attribuut is een speciaal rekwisiet, dat bij een rol hoort, zoals een liniaal voor een strenge juf, een scepter voor een koning, de lier van Apollo, de sleutels van Petrus. Daaraan kun je het personage herkennen.
 
belichting
Door middel van belichting van de speelplek zorgt men voor zichtbaarheid van wat zich afspeelt, maar ook voor een bepaalde sfeer. Belichting kan de aandacht van het publiek op een bepaalde handeling richten. Denk hierbij aan de kleur en de intensiteit van het licht.
 
muziek
Theatervoorstellingen kunnen worden begeleid door muziek, die net als belichting, voor een sfeer of bepaalde emotie kan zorgen. Denk aan bombastische muziek om een opschepper te karakteriseren, of minimalistische muziek als ondersteuning van een sterfscène.
 
geluid en geluidseffecten
Ook door middel van geluid kunnen scènes worden ondersteund of benadrukt. Denk hierbij aan wapengekletter bij vechtscènes of geluidsdecor/soundscapes met zwembadgeluiden om een zwembad te verbeelden.
 
enscenering
Een regisseur maakt bij het creëren van een theaterstuk keuzes ten aanzien van het geheel van spel van de acteurs en theatervormgeving. Dit noemt men de enscenering.
 
toneelbeeld
Het toneelbeeld is een ‘still’ uit de voorstelling. Alles wat je ziet op een bepaald moment van het stuk hoort bij het toneelbeeld: het decor, de rekwisieten, de belichting en de positie van de acteurs daarin.
 

Behind the Scenes: Make-up The Lion King https://www.youtube.com/watch?v=jgWQbLUU8Aw

LES 6: nabespreken tussentoets en analyse drama