De nefronen (functionele niereenheden) in je nieren filteren de afvalstoffen uit je bloed en recyclen de belangrijke stoffen die je lichaam weer nodig heeft. Zo zorgen ze ervoor dat het zoutgehalte en de zuurgraad van je bloed op peil blijven. Dat filteren moet goed gebeuren omdat schadelijke stoffen wel, maar belangrijke cellen, zoals rode of witte bloedcellen of bloedplaatjes, niet verloren mogen gaan. Net als het recyclen van belangrijke stoffen wordt ook water teruggeresorbeerd voor hergebruik.
Een nier heeft ongeveer 1 miljoen nefronen, samen filteren zij zo'n 170 liter bloed per dag. Van de afvalstoffen en het water wordt zo'n 1,5 tot 2 liter urine gevormd.
Een nefron bestaan uit:
- Glomerulus met kapsel van Bowman, dit geheel wordt bij elkaar nierlichaampje (Malpighilichaampje) genoemd. Hier vindt ultrafiltratie plaats, tijdens het proces van de ultrafiltratie worden water en kleinmoleculaire stoffen vanuit het bloed in de glomerulus gefiltreerd naar de kapselruimte in het kapsel van Bowman. Dit filtraat wordt voorunine genoemd en bestaat uit: bloedvloeistof zonder bloedeiwitten en bloedcellen.
- Proximale tubulus.
- Lis van Henle.
- Distale tubulus.
- Verzamelbuis.
Water en bruikbare stoffen in de voorurine gaan via de wanden van de proximale tubulus, lis van Henle, distale tubulus en de verzamelbuis terug naar het bloed. Dit wordt terugresorptie genoemd, dit gebeurt onder invloed van het antidiuretisch hormoon (ADH). In het totaal gaat ruim 99% van de voorurine terug naar het bloed.
Tegelijk met terugresorptie vindt excretie plaats, hierbij worden bepaalde (afval)stoffen (o.a. ureum, mineralen) vanuit het bloed in de proximale tubulus, lis van Henle en distale tubulus terugggebracht.
Aan het eind van de verzamelbuis is dan urine ontstaan.