Een van de problemen in de periode voor de Franse Revolutie was dat het verschil tussen arm en rijk erg groot was. De koning en de adel waren erg rijk, maar dat gold ook voor een kleine toplaag in de Rooms-Katholieke Kerk. Bovendien hoefden ze nauwelijks belasting te betalen. De Katholieke Kerk gaf wel veel geld aan de armenzorg en het onderwijs, maar ging dan langs kerkelijke lijnen.
Toen de Franse Revolutie uitbrak waren er ook veel priesters die de opvattingen over vrijheid, gelijkheid en broederschap ondersteunden. Toch wilden de revolutionairen helemaal niets meer hebben van de Katholieke Kerk. Veel priesters en religieuzen werden daarom vermoord. Kloosters en kerken werden geplunderd. Kathedralen werden omgebouwd tot tempels van de Rede.
Sommige revolutionairen wilden het atheïsme invoeren als nationale godsdienst. Anderen, zoals Robespierre wilden een nieuwe godsdienst ontwikkelen. Zo heeft Robespierre een maand voordat hij zelf werd vermoord, nog een feest van het Opperwezen ingesteld. Het lag in de bedoeling dat het een jaarlijks terugkerende feestdag zou worden. Om alle christelijke feestdagen, en ook de zondagen, te beëindigen, werd zelfs een nieuwe kalender ingesteld. Zo wist niemand meer wanneer het Kerstmis was, of zondag, of iedere andere feestdag. De kalender moest dan niet meer starten bij het geboortejaar van Jezus Christus, maar bij het uitroepen van de eerste Franse Republiek. Er moest een nieuw geloof komen met nieuwe feestdagen.
https://www.youtube.com/watch?v=_lyzggmE-YA&list=PLi_srCikhtghrNa6Ti1d4aSyPQzQ3JI63&index=43