B1-K1-W5 Reageert op onvoorziene en crisissituaties

Werkproces

leerdoelen

Houding en vaardigheden

Leervragen/portfolio

B1-K1-W5 Reageert op onvoorziene en crisissituaties

De beroepskracht maatschappelijke zorg signaleert en onderneemt actie bij onvoorziene- en crisissituaties die het

gevolg zijn van gedragsproblemen van psychosociale of psychiatrische aard, problemen van somatische aard,

grensoverschrijdend gedrag of veroorzaakt worden door calamiteiten. Ze voert eerst preventieve acties uit die

gericht zijn op het voorkomen van een crisissituatie en verdere escalatie. Ze schat het gevaar voor de cliënt, zichzelf

en anderen in. Ze grijpt in en past in uitzonderlijke situaties middelen en maatregelen toe volgens afspraken in het

plan van aanpak, de richtlijnen van de organisatie en wetgeving. Ze roept de hulp in van collega’s of deskundige(n)

van andere disciplines. Ze houdt de veiligheid van de cliënt, de groep, collega’s en zichzelf in de gaten. Tijdens een

crisissituatie blijft ze in contact met de cliënt. Ze zorgt ervoor dat de cliënt weet waar hij aan toe is en wat er gaat

gebeuren. Achteraf evalueert de beroepskracht maatschappelijke zorg de onvoorziene- en/of crisissituatie met

cliënt(en) en collega's, en maakt zo nodig afspraken om herhaling te voorkomen

De beroepskracht maatschappelijke zorg:

- hanteert consequent haar eigen grenzen en gevoelens tijdens en na een crisissituatie;

- geeft tijdig haar grenzen aan bij onredelijke reacties en/of ongewenst gedrag van de cliënt;

- let goed op de (non-)verbale signalen van de cliënt(en);

- observeert de cliënt systematisch als er signalen zijn van dreigende agressie;

- signaleert tijdig of er sprake is van gevaar voor de cliënt, de groep, collega's en/of zichzelf;

- communiceert, ook in onduidelijke of stressvolle situaties, helder en eenduidig met anderen;

- handelt in onvoorziene- en crisissituaties snel en adequaat volgens de voorgeschreven procedures, wettelijke

richtlijnen en afspraken van de organisatie;

- past op een respectvolle en duidelijke manier de uitgangspunten toe die horen bij het terugdringen van dwang en

drang;

- bespreekt achteraf op een constructieve manier met de cliënt, collega's en andere betrokkenen de crisissituatie

Hoe signaleer ik onvoorziene-en crisissituaties als gevolg van gedragsproblemen?

 

Welke preventieve acties kan ik doen om crisissituaties en verdere escalatie te voorkomen?

 

Hoe schat ik gevaar in voor de cliënt, zichzelf en anderen zodat de veiligheid gewaarborgd wordt?

 

Hoe blijf ik tijdens een crisissituatie in contact met mijn cliënt?

 

Hoe maak ik een risicoanalyse?

 

Hoe hanteer ik mijn grenzen en gevoelens tijdens en na een crisissituatie?

 

Hoe geef ik tijdig mijn grenzen aan bij onredelijke reacties en/of ongewenst gedrag van de cliënt?

 

Hoe signaleer ik tijdig of er sprake is van gevaar voor de cliënt, de groep, collega's en/of zichzelf?

 

Hoe pas ik op een respectvolle en duidelijke manier de uitgangspunten toe die horen bij het terugdringen van dwang en drang?

 

Hoe observeer ik mijn cliënt als er signalen zijn van dreigende agressie?

 

Hoe communiceer ik- ook in onduidelijke of stressvolle situaties, helder en eenduidig met anderen?

 

Hoe handel ik in onvoorziene- en crisissituaties snel en adequaat volgens de voorgeschreven procedures, wettelijke richtlijnen en afspraken van de organisatie?

 

Hoe bespreek ik achteraf op een constructieve manier met de cliënt, collega's en andere betrokkenen de crisissituatie.