Je krijgt een tekst uit je boek toegewezen om voor te bereiden. Je bereidt je voor op drie manieren:
- het voorlezen van de tekst: Oefen met hardop lezen. Hoe vaker je oefent, hoe beter het zal gaan bij het mondeling.
- het beantwoorden van de vragen over de tekst: Zorg dat je alles in de tekst goed begrijpt en bedenk alvast wat je van de tekst vindt (saai, spannend, leuk, enz.) én waarom je dat vindt.
- het spreken: Oefen met een klas- of huisgenoot. Vertel waar je verhaal over gaat, wat je ervan vindt, wat je van de personages vindt, enz.. Probeer goede zinnen te maken en duidelijk te praten.