We gaan in dit kleine stukje weer even wat terugpakken uit de eerste klas. Alle organismen (levende wezens) zijn opgebouwd uit cellen. Dit zijn zeg maar de kleinste, op zichzelf levende, deeltjes die er bestaan. Als het goed is hebben jullie in de eerste klas bijvoorbeeld wel eens gekeken naar cellen, waarschijnlijk van een ui, onder een microscoop.
Die cellen zijn bij elk soort organisme anders. Hieronder kan je bijvoorbeeld de verschillen en overeenkomsten zien tussen een cel van een dier en een cel van een plant.
Wij richten ons dit hoofdstuk vooral op de cellen van dieren. Het hoofdstuk gaat namelijk over mensen en wij zijn in de biologie onder de dieren ingedeelt.
Alle cellen, dus ook die van schimmels, bacterien enzv., bestaan weer uit kleine orgaantjes die er samen voor zorgen dat de cel blijft leven. Dit noemen we organellen (organen was al bezet).
Het belangrijkste organel voor nu is de celkern. In de celkern zit namelijk alle informatie die jouw lichaam nodig heeft om te overleven. Er staat bijvoorbeeld in dat je hartspieren moeten kloppen, dat je mond speeksel aanmaakt en dat ontlasting er beneden weer uit komt en net terug naar boven gaat.
Ook bevat het informatie over je uiterlijk. Dit is niet perse informatie die je nodig hebt om te overleven, maar verteld bijvoorbeeld of je blauwe ogen of zwart haar hebt. Grote handen of kromme tenen. Het is niet zo dat je doodgaat als je geen blauwe ogen hebt. Daarom is het mogenlijk dat mensen andere kleuren ogen hebben. Maar hoe kom je dan aan jouw kleur ogen?
De informatie waar ik het net over had zit dus in de celkern. Hier zit het opgeslagen in je DNA. Dat DNA bestaat uit genen en zit opgerold in chromosomen zoals je in het plaatje hieronder kunt zien.