Aardkorst: De vaste buitenste schil van de aarde, tussen de 10 en 40 km dik.
Krater: De opening van een vulkaan waardoor lava en gassen naar buiten komen.
Lava: Vloeibaar gesteente dat bij een vulkaan naar buiten komt.
Magma: Vloeibaar gesteente in het binnenste van de aarde.
Mid-oceanische rug: Bergrug op de bodem van de oceaan, die bestaat uit een rij vulkanen. De rug is ontstaan door het uit elkaar schuiven van stukken aardkorst.
Platen: Een gebroken stuk van de aardkorst.
Plaatgrens: Een plek waar twee aardplaten bij elkaar komen.
Schildvulkaan: Vulkaan die ontstaat op de plaats waar platen uit elkaar drijven. Schildvulkanen zijn vrij vlak en niet heel explosief.
Stratovulkaan: Vulkaan die ontstaat op de plaats waar platen onder elkaar schuiven. Stratovulkanen zijn steil en explosief.
Vulkaan: Berg die ontstaat bij breuken in de aardkorst, doordat vloeibaar gesteente uit het binnenste van de aarde naar buiten komt.
Vulkanische bommen: Klodders vloeibare gesteente die bij een vulkaanuitbarsting door de lucht geslingerd worden.