Meeuwentellers tellen de afgelopen weken minder meeuwen in de stad. Maar zijn er ook echt minder? Door coronamaatregelen zijn minder mensen buiten, zeker op normaal drukke toeristische plekken in steden. Toch weet de meeuw de stad in coronatijd nog prima te vinden, net als andere dieren.
Het broedseizoen voor de meeuw is begonnen. Veel meeuwen hebben al een plekje gevonden om te broeden, andere zijn er nog naarstig naar op zoek. In steden in het westen van Nederland zijn vooral de zilvermeeuw en de kleine mantelmeeuw in deze periode (april t/m augustus) veel in het straatbeeld te zien.
Het is volgens meeuwenonderzoeker aan de Universiteit van Amsterdam Judy Shamoun-Baranes te vroeg om te zeggen hoe deze coronatijd in de stad van invloed is op het gedrag van de meeuw. Al meer dan tien jaar onderzoekt ze een kolonie meeuwen die op Texel verblijft met gps-trackers. Sinds vorig jaar houdt ze ook meeuwen in IJmuiden en op Schiermonnikoog in de gaten met gps-data.
Shamoun-Baranes legt uit hoe het kan dat sommige mensen ineens meer of juist minder meeuwen in hun buurt zien: "We zien dat het gedrag van sommige individuele meeuwen heel vergelijkbaar is met vorig jaar. Ze komen nog steeds naar de stad, maar nu gaan ze naar bepaalde buurten en niet naar bijvoorbeeld het toeristische centrum, waar nu veel minder eten te vinden is. In die wijken worden zij blijkbaar gevoerd, want anders zouden ze niet terugkomen."
Die verschuiving herkent ook bioloog Auke-Florian Hiemstra: "De meeuwen missen bijvoorbeeld de drukte van de markt hier in Leiden." Toch laten ze het er niet bij zitten. "Je ziet dat ze op zoek gaan naar prullenbakken met etensresten. Die hadden ze eerder niet nodig, maar nu het rustiger is wel."