De voornaamwoorden

De drie soorten voornaamwoorden die hier van belang zijn, zijn het persoonlijk voornaamwoord (als onderwerp van de zin), het persoonlijk voornaamwoord (niet als onderwerp in de zin) en het bezittelijk voornaamwoord. Heel vaak worden die drie vormen met elkaar verwisseld. Wanneer iemand dan spreekt, valt dat vaak niet zo op. Wanneer je ze bij het schrijven verwisselt is dat lelijk, komt dat minder slim over dan dat je bent en is het bovenal gewoon fout.

Het persoonlijk voornaamwoord dat ook onderwerp in de zin is, is dus het woord dat bij de persoonsvorm hoort. Ik loop op straat, Hij doet de was. Zij renden weg.

Het persoonlijk voornaamwoord dat geen onderwerp is staat dus in een zin waar een ander zinsdeel het onderwerp is. De agent heeft mij ondervraagd. Ik scheer me. De linksback heeft hem hard geraakt met die sliding.

Het bezittelijk voornaamwoord geeft aan dat het zinsdeel erachter het 'bezit' is. Mijn fiets, zijn moeder, ons humeur, haar telefoon.

 

Ik vraag het even aan me moeder is dus altijd fout! Heel erg fout! 

 

Ik zet ze hieronder op een rijtje:

Pers.vnw. (onderwerp) Pers.vnw (geen ond.) Bezittelijk voornaamwoord
ik me/mij mijn (of m'n)
je/jij je/jou je/jouw
u u uw
ze/zij haar haar
hij hem zijn
het het zijn
we/wij ons ons/onze
jullie jullie jullie
ze/zij ze/hen/hun hun