Een passief gebouw:
is thermisch comfortabel door zeer goede isolatie en kierdichting en het ontbreken van thermische bruggen (ook wel koudebruggen)
heeft door de lage infiltratie van buitenlucht en gebalanceerde ventilatie met koolstof (en soms fijnstof) filters een zeer goede kwaliteit binnenlucht
heeft een verwaarloosbaar lage warmtebehoefte met als gevolg een extreem laag energiegebruik
Een passief gebouw wordt op het zuiden georiënteerd. Afwijken van 20 tot 30 graden van het zuivere zuiden zijn nog toegestaan. De zuid oriëntatie maakt benutting van passieve zonnewarmte in het stookseizoen mogelijk. Maar in de zomer is die zuid oriëntatie nog belangrijker om oververhitting te voorkomen. De zonnebaan heeft hiervoor een interessant ingebouwd regelmechanisme. In het zuiden staat de zon in de winter veel lager aan de hemel dan in de zomer. Daardoor kan de winterzon gemakkelijk binnen komen en kan ongewenste zomerzon gemakkelijk worden buiten gehouden.
Een passief gebouw heeft grote ramen aan de zuidkant en vaak kleinere ramen aan de noordzijde en is compact gebouwd om de hoeveelheid geveloppervlak zo beperkt mogelijk te houden.
Een passief gebouw heeft ook interne zonering. Dat wil zeggen dat ruimten waar warmte gewenst is aan de zuidkant liggen. Dat zijn: woonkamers, kinderkamers en dergelijke dus aan de zuidkant. Ruimten die warmte produceren of geen warmte nodig hebben liggen aan de noordkant. Dat zijn: keukens, trappenhuizen, bergplaatsen, garages en dergelijke.