De bekendste soort rijm is eindrijm: de zinnen rijmen op het eind. In een gedicht kan één soort eindrijm worden gebruikt, maar ook meerdere soorten na elkaar.
We geven eindrijm aan met een rijmschema. Kijk maar naar het voorbeeld:
Sint liep eens te denken
hij Marije zou gaan schenken
Hij wist het niet
en vroeg het aan zijn piet
Denken en schenken rijmen op elkaar. De geven we dezelfde letter, bijvoorbeeld a.
Niet en piet rijmen ook op elkaar, maar niet op denken/schenken, dus die krijgen een andere letter: b.
Het rijmschema van dit sinterklaasgedichtje is dus aabb.
Gepaard rijm
Als zin 1+2 en 3+4 op elkaar rijmen, zoals in het sinterklaasgedichtje hierboven, noemen we dat gepaard rijm. De zinnen rijmen twee aan twee; in paren.
Gekruist rijm
Als zin 1+3 op elkaar rijmen en 2+4 rijmen ook op elkaar, noem je dat gekruist rijm. Om en om. Het rijmschema is dan abab.
Sint liep maar te denken
maar hij wist het steeds niet
Wat zou hij Marije schenken?
Dus vroeg hij het aan zijn piet.
Omarmend rijm
Bij omarmend rijm rijmen zin 1+4 en 1+2 op elkaar. Het rijmschema is abba.
Sint liep eens te denken
Hij vroeg het zijn piet
Maar die wist het ook niet:
Wat zouden ze Marije schenken?