Oefening 1

Lees het gedicht hieronder. Het helpt om het gedicht een paar keer te lezen. Maak de oefening. De dikgedrukte woorden zijn de woorden die je uiteindelijke moet kennen en moet kunnen toepassen. De oefeningen worden via Teams in groepjes nabesproken.

 

Let op: het is een oefening. Ook bij gedichten is het zelf oefenen heel belangrijk. Samen oefenen is ook prima, maar als je alleen maar antwoorden van een ander overneemt, ontzeg je jezelf het leermoment.

 

In de trein

 

Het land slaat open als de ogen

van haar die ik zonet verliet

Er lopen schapen op het droge

en in de sloten drijft verdriet

 

Het denken valt mij dan ook moeilijk:

mijn geest verlaat de trein

en kruipt, zijn kreupel lot verfoeiend

naar haar bij wie ik niet wou zijn.

 

Jan Emmens

 

 

De oefening:

  1. Hoeveel strofes telt dit gedicht?
  2. Welk rijmschema heeft de eerste strofe?
  3. Welke soort eindrijm wordt in de eerste strofe gebruikt?
  4. Wat is alliteratie?
  5. Noem twee voorbeelden van alliteratie uit dit gedicht.
  6. Wat is assonantie?
  7. Geef twee voorbeelden van assonantie uit dit gedicht.
  8. Probeer in je eigen woorden uit te leggen waar dit gedicht over gaat.
  9. Wat vind je van het gedicht? Kies twee beoordelingswoorden (leuk, saai, langdradig, moeilijk, herkenbaar, lief, eng, enz.)
  10. Leg je mening duidelijk uit.