Bepaal eerst een goede hoofdvraag / probleemstelling. Dit bespaart je veel tijd omdat je dan gerichter naar informatie kunt zoeken.
Probeer daarbij je hoofdvraag / probleemstelling in te perken, bijv. in tijd, taal, plaats, vorm, invalshoek etc.
Kom je er niet uit? Maak een mindmap! Dit kan online via gratis programmaatjes. Als je je mindmap klaar hebt, zie je eigenlijk in 1 oogopslag wat je hoofdvraag moet worden en wat je deelvragen moeten worden!
2.1.1 : Van onderwerp tot probleemstelling
Op basis van onderstaande vragen kun je een scherp omlijnde opdracht of probleemstelling formuleren.
Hoeveel tijd heb ik gekregen voor mijn opdracht?
Hoe uitgebreid moet bijv. mijn werkstuk zijn? Soms mag je je beperken tot recente literatuur; in andere gevallen moet je een uitgebreide literatuurlijst opstellen en dus ook oudere literatuur meenemen.
Hoe luidt de precieze opdracht? Soms moet je alleen literatuur verzamelen; in andere gevallen moet je artikelen kritisch met elkaar vergelijken.
Welk soort onderzoek past bij de opdracht? Een beschrijvend of een vergelijkend onderzoek, een experiment etc.( Zie &1.7)
Het grootste probleem bij het doen van bijv. een onderzoek is dat je zoveel informatie gevonden hebt dat je afdwaalt van wat je eigenlijk had willen onderzoeken. Als je iets onderzoekt is het daarom verstandig om eerst één centrale vraag te formuleren als hoofdvraag. Je deelvragen / hoofdstukken moeten vervolgens antwoord geven op deze hoofdvraag.
2.1.2 : Van probleemstelling tot zoektermen
Uit je probleemstelling kun je zoektermen halen. Deze zoektermen vormen de basis van je zoekacties.
Hoe vind ik handige zoekwoorden vanuit mijn hoofdvraag?
Narrower term gebruiken: Een "narrower term" is een term die in relatie staat tot het zoekterm, maar een beperktere betekenis heeft. Dit is dus een nauwere zoekterm, geen 'vervoer' bijv. maar 'fietsen'.
Broader term gebruiken: Een "broader term" is een term die in relatie staat tot de zoekterm, maar een ruimere betekenis heeft. Dit is dus een ruimere zoekterm. Geen 'fietsen' dus, maar 'vervoer'.
Related term gebruiken: Een "related term" is een term die in relatie staat tot de zoekterm binnen de context van je onderwerp. Bij zoekmachines kun je na 1 zoekactie zoeken op: 'related term'
Afkortingen als zelfstandig naamwoord (acronym) gebruiken: Afkortingen van termen die te maken hebben met je onderwerp, bijv. BSE, Shell etc.
Synoniemen gebruiken: Een "synoniem" van een zoekterm is een ander woord met (ongeveer) dezelfde betekenis, bijv. fiets/rijwiel.
Vertalingen: Het is vaak nodig om Engelse vertalingen van je zoektermen te gebruiken, dit vooral wanneer je wetenschappelijke informatie zoekt.
Enkel- of Meervoud gebruiken: Dit spreekt voor zich, maar houd er rekening mee bij het formuleren van je zoekactie, gebruik bijv.aan een zoekopdracht: (aandeel OR aandelen) AND beurscrash
Samenstellingen gebruiken: In het Nederlands spel je samenstellingen in principe als één woord (bijv. online), terwijl in het Engels samenstellingen in principe juist opgebouwd worden uit losse woorden (bijv. on line).
Als je de eerste zoektermen van je probleemstelling aanvult met synoniemen, vertalingen, broader terms, narrower terms e.d., kom je tot een goede set van zoektermen.