Er zijn een aantal hulpmiddelen / schema's die je kunnen helpen met het maken van je werkstuk, 1 ervan is het zgn. Big6 model.
Met het volgen van de 6 stappen van dit Big6 model kom je bijna automatisch tot een goed werkstuk. Volg deze leidraad, handig!
Eerst moet je je afvragen wat je wilt uitzoeken of beschrijven. Dit moet je vervolgens omzetten in een onderzoeksvraag, een probleemstelling ( Zie 1.1 ).
Orienteer je op je onderwerp door erover te lezen in tijdschriften, online encyclopedieen, boeken e.d.
Kom je er dan nog niet uit? Maak een mindmap. Zo krijg je helder wat allemaal met jouw onderwerp te maken heeft. Uit zo'n mindmap haal je daarna heel gemakkelijk je hoofdvraag en je deelonderwerpen.
Je bedenkt in welke bibliotheekcatalogus je kunt zoeken, in welke databanken en wat je met een zoekmachine zou kunnen vinden.
Rangschik je de bronnen daarna naar kans op succes, c.q. welke de beste artikelen of boeken zou kunnen opleveren.
Bedenk vervolgens goede zoektermen. Denk daarbij aan smallere en bredere begrippen ( auto / vervoer bijv.), en aan synoniemen, homoniemen en antoniemen.
Let op de volgorde van de zoekwoorden die je gebruiken gaat. Bij zoekmachines is het eerste woord het belangrijkst, dan het tweede etc.
Zoeken op: 'kranten buitenland' geeft in principe andere resultaten dan 'buitenland kranten'. In het eerste geval krijg je kranten uit het buitenland te zien, in het tweede geval nieuws over het buitenland in kranten.
Zoekmachines gooien soms alles op 1 hoop zodat je in beide gevallen dezelfde resultaten krijgt. Het gaat er echter om dat je beseft dat in principe de woordvolgorde van invloed is op je resultaten, niet alleen bij zoekmachines ook in bibliotheekcatalogi en databases.
Je verkent de zoekmogelijkheden die zo'n bron kent. Bij Google bijv. kun je Booleaanse zoeken met AROUND, AND, OR, maar NOT is een -. Bij Google is 'woorden bijelkaar in de buurt zoeken' AROUND(5), bij Delpher is dat PROX.
Bekijk ook eens welke zoekcommando's je kunt geven om heel specifiek te zoeken, bijv. :
allintitle:zonnepanelen AND boerderijen
of
site:www.knmi.nl klimaat AND opwarming
of
rijksoverheid AROUND(5) criminaliteit filetype:pdf
etc.
Stap 4: Inlezen en beoordelen van de gevonden informatie
Nu ga je je inlezen op de gevonden informatie. Je bekijkt hierbij of je bronnen betrouwbaar zijn en/of juist de mening van een bepaalde persoon of groep weergeven. Ook dan kan die informatie nog goed bruikbaar zijn als je maar aangeeft uit welke hoek de informatie komt.
Raadpleeg ook afbeeldingen tabellen en grafieken. Zij geven vaak een goede toelichting op de inhoud.
Je selecteert in deze fase de gevonden informatie dus door deze kritisch te lezen en te interpreteren.
Stap 5: Verwerken en presenteren van de informatie
Je moet nu je informatie schriftelijk gaan organiseren. Daarbij moeten je probleemstelling en je deelvragen beantwoord worden.
Elke deelvraag verwijst daarbij naar de hoofdvraag, een deelvraag beantwoord als het ware een stukje van de hoofdvraag.
Je rapportage kun je in verschillende vormen gieten, zoals een mondelinge presentatie, een paper, een onderzoeksrapport, een toneelvoorstelling etc.
Je gaat het hele proces en de inhoud kritisch evalueren. Je controleert daarbij of je al je onderzoeksvragen (goed) beantwoord hebt.
Ook de vormgeving en spelling van de rapportage kun je nog eens kritisch bekijken.
Bespreek het geheel daarna met je begeleider.