Als we de betekenis van Wikipedia erbij pakken, dan beteken Modalverben het volgende:
,Een modaal werkwoord (ook wel modaal hulpwerkwoord) geeft een bepaalde houding ten opzichte van het werkwoord aan; ofwel ze voegen modaliteit toe (...).'
Simpeler gezegd: een Modalverb zegt iets over de toestand van het werkwoord. In het Duits zijn er de volgende Modalverben:
dürfen mogen (toestemming hebben)
können kunnen
müssen moeten (als iets niet anders kan/logisch is/(dringend) advies)
sollen moeten (twijfel/je vraagt jezelf iets af/ persoonlijk bevel)
wollen willen
wissen weten
mögen lusten, lekker vinden, leuk vinden, aardig vinden/mogen
LET OP: 'dürfen' vertaal je dus niet als durven, maar als mogen! Het Duitse 'mögen' betekent juist weer dat je iets lekker vindt of iemand aardig vindt!
Het belangrijkste bij Modalverben is dat de stam van de enkelvoudsvormen verandert! De stam van de enkelvoudsvorm vind je dus niet door '-en' van het hele werkwoord af te halen, maar deze zul je uit je hoofd moeten leren. Voor de rest gelden voor de Modalverben de volgende regels:
ich | geen uitgang (alleen de veranderde stam!) |
du | veranderde stam + st |
er/sie/es | geen uitgang (alleen de veranderde stam!) |
wir | normale stam + en |
ihr | normale stam + t |
sie/Sie | normale stam + en |
Bovenstaand schema geeft aan hoe alle Modalverben vervoegd worden. Je ziet dus dat de meervoudsvervoeging exact hetzelfde is als bij de zwakke werkwoorden. Leerwerk bij de Modalverben is de stam (die in het enkelvoud dus verandert!) en de uitgangen van het enkelvoud. Deze is echter ook vrij simpel: alleen de 'du'-vorm krijgt een uitgang, en deze is dan ook nog eens hetzelfde als bij de zwakke werkwoorden!
Hieronder vind je alle vervoegingen van de Modalverben. Leer de veranderde stammen in het enkelvoud uit je hoofd!
ich | darf |
du | darfst |
er/sie/es | darf |
wir | dürfen |
ihr | dürft |
sie/Sie | dürfen |
ich | kann |
du | kannst |
er/sie/es | kann |
wir | können |
ihr | könnt |
sie/Sie | können |
ich | muss |
du | musst |
er/sie/es | muss |
wir | müssen |
ihr | müsst |
sie/Sie | müssen |
ich | soll |
du | sollst |
er/sie/es | soll |
wir | sollen |
ihr | sollt |
sie/Sie | sollen |
Let op: de stam van 'sollen' verandert in het enkelvoud niet!
ich | will |
du | willst |
er/sie/es | will |
wir | wollen |
ihr | wollt |
sie/Sie | wollen |
ich | weiß |
du | weißt |
er/sie/es | weiß |
wir | wissen |
ihr | wisst |
sie/Sie | wissen |
ich | mag |
du | magst |
er/sie/es | mag |
wir | mögen |
ihr | mögt |
sie/Sie | mögen |
Opmerking: net als bij de zwakke werkwoorden geldt ook hier de regel: eindigt de stam op een s-klank? Dan komt er bij de 'du'-vorm alleen een -t achter de stam!