Hoofdstuk 14 - Tijd en Snelheid

TIJD EN SNELHEID

Tijd geeft aan hoe laat het is. Eén dag bestaat uit 24 uur. Op een normale (analoge) klok heb je 12 uren. De lange wijzer, wijst de minuten aan. De korte wijzer, het uur. In 1 uur zitten 60 minuten. En 1 minuut duurt 60 seconde.

Maar ná de middag verandert de tijd op een digitale klok. Dus na 12 uur komt 13 uur, dus 1 uur ’s middags. Daarna 14 uur, dus 2 uur ’s middags en zo verder.

 

Tijd kan je dus verdelen in een dag. Maar je kunt tijd ook in een week, maand, jaar of eeuw verdelen.

Een week bestaat uit 7 hele dagen.

Een maand uit (ongeveer) 30 dagen

Een jaar bestaat uit 365 dagen, dat zijn ook 52 hele weken, maar ook 12 hele maanden

Een eeuw bestaat uit 100 jaar.

 

Korte samenvatting:

 

  • 1 dag = 24 uur
  • 1 uur = 60 minuten
  • Lange wijzer à minuten
  • Korte wijzer à uur
  • Vanaf de middag telt de digitale klok door
  • 1 week = 7 dagen
  • 1 maand = 30 dagen
  • 1 jaar = 365 dagen = 52 weken = 12 maanden
  • 1 eeuw = 100 jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

Hieronder zie je de dag gedeeld in 4 delen. Elke deel bestaat steeds uit 6 uren en is in totaal 24 uur.