Hoofdstuk 11 - Lijnen en Figuren

11 LIJNEN, TWEEDIMENSIONEEL, DRIEDIMENSIONEEL, SYMMETRIE EN AANZICHTEN

Lijnen en tweedimensionale figuren

In tekeningen en figuren heb je horizontale en verticale lijnen. Een horizontale lijn is een liggende lijn van links naar rechts. Denk aan de horizon.

 

Een verticale lijn is een rechtopstaande lijn van boven naar beneden. Een ezelsbrug om dit te onthouden is de v-vormige onderkant van een pijl die naar beneden wijst.

 

Tweedimensionale figuren zijn figuren die plat zijn. Ze hebben twee dimensies: Lengte en Breedte. Rechte lijnen van deze figuren noem je zijden. Zijden die tegenover elkaar liggen en even lang zijn, noem je evenwijdig. Voorbeelden van tweedimensionale figuren zijn: vierkant, rechthoek, ruit, parallellogram, driehoek of cirkel.


 

Driedimensionale figuren

Verder zijn er driedimensionale figuren. De drie dimensies zijn: Lengte, Breedte en Hoogte. Een platte kant van een driedimensionale figuur noem je een vlak.

 

Voorbeelden van driedimensionale figuren: kubus, balk, piramide, prisma, bol, cilinder, kegel.


 

Symmetrie

Figuren die symmetrisch zijn, betekend dat twee helften spiegelbeeld zijn van elkaar. Als een figuur symmetrisch is, kun je het door midden snijden. Dat heet de symmetrie-as.

 

 

Aanzichten

Een aanzicht is de kant van waar je naar iets kijkt.

Vooraanzicht – Bovenaanzicht – Zijaanzicht - Rechteraanzicht – Linker aanzicht

Om  te weten of je een bepaald plek kunt zien, is het belangrijk dat je weet wat de kijklijnen zijn.