Als je een zin moet ontleden, zoek je altijd eerst naar de persoonsvorm (pv). De persoonsvorm is altijd een werkwoord. Een zin met 1 persoonsvorm noemen we een enkelvoudige zin. Er zijn drie verschillende manieren om de persoonsvorm in een enkelvoudige zin te vinden:
1a. Ik moet naar school
1b. Ik moest naar school
Het werkwoord dat verandert, is dus de persoonsvorm. Moet (moest) zijn dus de persoonsvorm in de zin.
2a. Ik wacht op de trein
2b. Wij wachten op de trein
Onderwerp en persoonsvorm moeten gelijk zijn in een zin. Het werkwoord dat meeverandert, is dus de persoonsvorm. Wacht (wachten) is de persoonsvorm in deze zin.
3a. Vanmorgen moest ik tamelijk vroeg opstaan.
3b. Moest ik vanmorgen tamelijk vroeg opstaan?
Het werkwoord dat voorop komt te staan bij de vraagzin is de persoonsvorm. Moest is dus de persoosnvorm in deze zin.
Korte samenvatting over de persoonsvorm
Snap je het nog niet goed? Bekijk de filmpjes: