Als een bijvoeglijk naamwoord iets vertelt over het materiaal waarvan iets gemaakt is, wordt het een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord genoemd.
Deze eindigen bijna altijd op en:
de houten deur (de deur is van hout gemaakt)
de ijzeren lepel (lepel van ijzer)
de katoenen jurk (jurk van katoen)
de loden pijp (pijp van lood)
de emaillen pan (pan van email, geƫmailleerde pan)
het wollen tapijt (tapijt van wol)
het papieren behang (behang van papier)
het chromen fornuis (fornuis van chroom)
het strooien hoedje (hoedje van stro)
een betonnen gebouw (gebouw van beton)
een granieten vloer (vloer van graniet)
een bonten jas (jas van bont)
een pluchen konijn (konijn van pluche)
een zijden blouse (blouse van zijde)
Bijzondere gevallen
Sommige stoffelijk bijvoeglijke naamwoorden krijgen geen en. Het zijn vooral woorden die uit een andere taal zijn overgenomen en woorden voor relatief nieuwe stoffen:
een acryl kledingstuk
een aluminium velg
een bamboe hutje
een canvas schoen
een corduroy broek
een fleece vest
Wil je de uitleg liever in een filmpje zien? Klik dan op 'Filmpje'.