Bijlage 2: Achtergrondinformatie

BACTERIËN

Bacteriën zijn eencellige micro-organismen (0,001-0,005 mm). Het zijn prokaryoten, ze hebben dus geen celkern. Het erfelijke materiaal van bacteriën ligt los in de cel. Ze planten zich ongeslachtelijk voort door middel van deling (Campbell & Reece, 2014). Genetische variatie ontstaat door mutaties in het erfelijk materiaal, soms kan door middel van conjugatie DNA (meestal) van plasmiden van andere bacteriën worden opgenomen (Bos, Kalverda, Passier et al 5e druk). De snelheid waarmee ze delen is per soort verschillend. Er zijn veel verschillende soorten die in verschillende vormen voorkomen, zie afbeelding 1.

Afbeelding 1: verschillende vormen bacteriën (Katerynakon, 2016).

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bacteriën komen vrijwel overal voor. Ze kunnen schadelijk of nuttig zijn. Nuttige bacteriën helpen planten of dieren. In het menselijke lichaam komen ze bijvoorbeeld voor op de huid en in het spijsverteringsstelsel. Ze beschermen ons lichaam in de aspecifieke afweer en helpen bij de vertering in, vooral, de dikke darm. Bacteriën kunnen in de rol van reducenten ook anorganische moleculen vrijmaken zodat deze opnieuw gebruikt kunnen worden (Bos, Kalverda, Passier et al 5e druk). De mens gebruikt bacteriën soms ook om voedingsmiddelen mee te maken. Bijvoorbeeld zuurkool en yoghurt. Tot slot kunnen sommige bacteriesoorten gebruikt worden om organisch afval mee af te breken en medicijnen mee te maken (Bos, Kalverda, Smits & Waas (z.d.). Schadelijke bacteriën kunnen de mens infecteren en zo ziektes veroorzaken. Een voorbeeld hiervan is een keelontsteking. Hier later meer over.

ANTIBIOTICUM:

Een antibioticum is een medicijn dat voor het eerst was ontdekt in biologisch materiaal van de schimmelsoort genaamd Penicilline. Antibiotica kunnen bacteriën in het menselijke lichaam bestrijden (Campbell & Reece, 2014). Penicilline voorkomt bijvoorbeeld dat de celwand van de bacterie goed wordt gevormd (Bos, Kalverda, Passier et al 5e druk). Tegenwoordig kunnen deze medicijnen ook kunstmatig in een laboratorium gesynthetiseerd worden. In afbeelding 2 is een bacteriekolonie te zien. Als er antibiotica worden toegevoegd ontstaan er kringen rondom de antibiotica waar de bacteriën niet meer kunnen groeien. Op deze plaatsen heeft de antibiotica de bacteriën gedood (Mensink, 2007).

Afbeelding 2: Petrischaal met bacteriekolonie en antibiotica (Mensink, 2007).

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Korte uitleg belangrijke begrippen

infectieziekte: ziekte veroorzaakt door een micro-organisme

immuniteit: weerstand tegen een bepaalde ziekteverwekker

breedspectrum: staat voor antibioticum dat werkzaam is op verschillende soorten bacteriële ziekteverwekkers (pathogenen)

resistentie: het ongevoelig worden van bacteriën voor bepaalde antibiotica.

antibioticum: een geneesmiddel tegen bacteriële infecties.

grampositieve bacteriën: bacteriën met een dikkere celwand t.o.v. gramnegatieve bacteriën en daardoor zijn deze bacteriën in het algemeen minder gevoelig voor antibiotica.

gramnegatieve bacteriën: bacteriën met een dikkere celwand t.o.v. gramnegatieve bacteriën en daardoor zijn deze bacteriën in het algemeen gevoeliger voor antibiotica.

uitspatelen: een vaardigheid waarbij enkele µl van het monster direct op een agarplaat uitgesmeerd worden. Niet geschikt voor monsters waarin weinig tot zeer weinig bacteriën aanwezig zijn.