We kijken nu alleen naar het lijdend voorwerp en het meewerkend voorwerp in één zin.
me le
te le
le lui
nous le
vous le
le leur
Let op: 'le' kan vervangen worden door: la, l'; les
De plaats: normaal voor het eerste werkwoord, behalve als er een heel werkwoord in de zin staat, dan voor het hele werkwoord.
voorbeeld 1: Pierre donne le cadeau à Luc. - Pierre le lui donne le cadeau.