Twee militaire allianties (bondgenoten) stonden tegenover elkaar bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog (WO-I). De meeste soldaten wilden wel vechten (nationalisme, militarisme) en verwachtten wel snel weer thuis te zijn. Het liep anders. Er ontstond een langdurige oorlog, een vreselijke uitputtingsslag in de loopgraven. Er kwam pas een einde aan toen de Amerikanen zich ermee gingen bemoeien.
Aan het eind van deze opdracht kun je:
Vertellen hoe de Eerste Wereldoorlog verliep.
Vertellen waarom de oorlog op een loopgravenoorlog uitliep.
Uitleggen waarom het leven in de loopgraven door de militairen als een hel op aarde werd gevoeld.
Enkele voorbeelden geven van nieuwe technieken die tijdens WO-I werden gebruikt.
Uitleggen dat door deze nieuwe technieken het aantal slachtoffers hoog opliep.
Uitleggen dat aan het einde van WO-I de wereld geteisterd werd door een nieuwe, dodelijke ziekte.
Uitleggen waarom Amerika neutraal wilde blijven, maar toch aan de oorlog ging meedoen.
Toelichten dat na de oorlog, in 1918, de kaart van Europa opnieuw getekend werd.
Uitleggen dat de verliezers van de oorlog een zware tol moesten betalen.