Opdrachten

De leerlingen met biologie in het pakket mogen onderstaande vragen overslaan en gelijk naar het kopje 'Uitdaging' gaan. Als je wel biologie in je pakket hebt maar het stuk over DNA, transcriptie, translatie erg lastig vindt is het aan te raden om de onderstaande vragen wel te maken.

 

Vraag A4

Gebruik de kennisbank DNA en beantwoord de volgende vragen:

Leg uit wat wordt bedoeld met de volgende begrippen:

a. Genoom, chromosoom, nucleotide, genetische code, replicatie, transcriptie, translatie

b. Noteer de belangrijkste overeenkomsten en verschillen tussen DNA en RNA

 

c. Bekijk deze video over DNA-replicatie en leg in eigen woorden uit wat er gebeurt bij de replicatie van een DNA-molecuul.

 

d. Naast DNA-replicatie zijn ook transcriptie en translatie twee belangrijke processen. Bekijk deze video en, indien nodig, gebruik van de onderstaande animatie over transcriptie. Maak een samenvatting over transcriptie. Gebruik in ieder geval de volgende begrippen in je samenvatting: Gebruik daarbij de begrippen: DNA, gen, mRNA, RNA-polymerase, splicing, intron, exon.

Indien nodig (leerlingen zonder biologie):

e. In de vorige vraag heb je een samenvatting gemaakt van het proces transcriptie. Vul je samenvatting aan met de functies van de verschillende nucleïnezuren DNA, rRNA, tNRA, mRNA).

Oefenen met translatie en transcriptie:

In de coderende streng van een dubbelstrengs DNA-molecuul komt deze basenvolgorde voor: GATCAACCT

f. Noteer de basenvolgorde in de matrijsstreng

g. Met het bovenstaande stukje DNA wordt mRNA gesynthetiseerd. Geef de basenvolgorde in het mRNA.

h. Voor welk tripeptide codeert het stukje mRNA? (lees de code van links naar rechts)

 

i. In tweetallen.