Lessen week 20 (11 mei t/m 15 mei)

3.4 Voeding - BB en KB

 

Wat ga je doen?

 

Doel van de les:

______________________________________________________

THEORIE

 

Soorten voereters  

Chinezen houden van een lekkere rijsttafel, Italianen lusten graag pasta en Fransen happen het liefst een stokbroodje weg. Dieren lijken wel een beetje op mensen: ze hebben ook allemaal hun eigen eetgewoonten. In de dierenwereld noem je dit: verschillende soorten voereters.

Er zijn:

Maar hoe weet je nu welk voedsel goed is voor een dier?

Nou, dat kun je onder andere zien aan het gebit van een dier. De gebitten van planteneters, vleeseters, alleseters en zaadeters verschillen van elkaar. Ook hun spijsverteringskanalen zien er anders uit, maar die kun je natuurlijk niet zo makkelijk bekijken.  

 

Afb. 1: Koeien, varkens en kippen zijn verschillende soorten voereters. Ze krijgen allemaal verschillend voer.

 

Hoe verschillend de gebitten en spijsverteringskanalen van deze dieren ook zijn, wat ze gemeen hebben, is dat ze over het algemeen worden gehouden om uiteindelijk door de mens te worden opgegeten. De productie van dit vlees en de verwerking van alle vrijkomende afvalstoffen hebben effect op het milieu. Is dat effect groot? Of valt het wel mee? En wat kun je eraan doen om de gevolgen te beperken?  

 

 

 

 

Wat weet ik al?

 

Bekijk de volgende film:

 

Planteneter of herbivoor

 

Planteneters, ook wel herbivoren, eten alleen maar plantaardig materiaal zoals grassen en kruiden. Ze hebben snijtanden en plooikiezen. Ze hebben meestal geen hoektanden. Met de snijtanden snijden de planteneters het voedsel af. Met de plooikiezen, waar plooien in zitten, malen ze het voedsel fijn. Dat zie je aan het heen en weer bewegen van de kaken. Voorbeelden van planteneters zijn koeien, schapen, geiten, paarden en knaagdieren.

 

 

Plantaardig voedsel verteert moeilijk, omdat plantencellen een harde celwand hebben. Daarom hebben planteneters een lang en ingewikkeld maag-darm kanaal. Koeien en geiten kauwen hun voedsel twee keer en hebben meerdere magen. Dit noemen we herkauwers. Het gras dat een koe eet, komt eerst in de pens. Als het voer niet fijn genoeg is, wordt het net zo vaak opgeboerd en herkauwd totdat het wél fijn genoeg is. Het voer gaat dan nog door de netmaag, de boekmaag en de lebmaag. Het voer dat niet verteerd is, verlaat uiteindelijk via de endeldarm de koe.

Afb. 2: Het magenstelsel van de koe. De pijltjes geven de weg aan die het voedsel heeft afgelegd.

 

Bekijk het volgende filmpje:

Op de meeste melkveebedrijven bestaat de voeding uit gras, graskuil, hooi en snijmaïs. Koeien die veel melk produceren, halen al hun energie hiervoor uit het voedsel. Maar op gras en snijmaïs alleen redden ze het niet. Er zit simpelweg te weinig energie in. Daarom breiden melkveebedrijven de menukaart van de koe uit met bijvoorbeeld bierbostel (een restproduct van de bierindustrie) of andere plantaardige (bij)producten. Deze producten bevatten veel energie, waardoor de dieren nog beter kunnen presteren.

 

Vleeseter of carnivoor

Honden en katten zijn vleeseters. Vleeseters of carnivoren hebben knipkiezen waarmee ze het vlees in stukken knippen. Ze hebben ook hoektanden. Hun bovenkaak is vaak breder dan de onderkaak, zodat de kiezen als de benen van een schaar langs elkaar heen glijden. Vleeseters verteren hun voedsel op een andere manier dan planteneters. Vlees verteert makkelijker dan planten. En als voedsel makkelijk verteert, kan het darmkanaal ook een stukje korter zijn. Het spijsverteringskanaal van een kat is dan ook veel korter dan dat van een planteneter.

 

Een vleeseter die gehouden wordt voor menselijke consumptie, is de krokodil. Op een krokodillenboerderij worden de krokodillen gehouden voor het vlees en voor het leer. Een krokodillenboerderij komt in Nederland niet voor. De dichtstbijzijnde krokodillenboerderij bevindt zich in Frankrijk.

Afb. 3: Krokodillen op een krokodillenboerderij worden gehouden voor het vlees en voor het leer.

 

Bekijk het volgende filmpje:

 

 

Alleseter of omnivoor

Varkens zijn alleseters. Ze eten zowel plantaardig materiaal als vlees. Alleseters of omnivoren hebben knobbelkiezen in plaats van plooikiezen. Knobbelkiezen hebben een knobbelig oppervlak dat het voedsel knipt en maalt. Ze hebben ook hoektanden. Een alleseter kan plantaardig én dierlijk voedsel verwerken. Alleseters hebben maar één maag. Ook de mens is een alleseter.

 

Het varken mag dan een alleseter zijn, zijn voeding bestaat vooral uit plantaardige producten,

Afb. 4: Een slachter gooit de dunne
darm van het varken na slachting niet
weg. Nee, hij maakt de darm grondig
schoon en levert hem vervolgens aan
de worstindustrie, die er gemalen
vlees in stopt. En kijk, verse worst!

aangevuld met brok. Het brok is meestal gemaakt van zaden die gemalen, gemengd en geperst worden. De plantaardige producten zijn afkomstig van producten die vrijkomen bij de productie van voeding voor de mens. Denk bijvoorbeeld aan:

 

 

 

 

De meeste van deze producten bevatten energie die nog heel goed bruikbaar is en waar het varken goed van kan produceren. Door de grote variëteit aan producten krijgt het varken toch alle voedingstoffen binnen. Welk voer en hoeveel voer een varken nodig heeft, heeft vooral te maken met zijn leeftijd en gewicht. Een varken met biggen moet veel melk produceren. Deze productie kost ook energie.

De kiezen van dieren zijn dus zo aangepast dat ze geschikt zijn om alleen vlees, alleen planten of een combinatie van beide te eten. Dit zie je ook terug in hun schedels:

 

 

 

 

 

 

 

Zaadeter

Een kip is een zaadeter. Het voer dat een kip in het wild eet, bestaat over het algemeen uit verschillende planten en zaden. Omdat deze zaden plantaardig zijn, zijn ze moeilijk te verteren. Daarom is ook het verteringsstelsel van vogels aangepast.

 

Het eten komt via de snavel en de slokdarm in de krop terecht. Hierna gaat het door naar de kliermaag, waar er sappen bij het eten komen, dan naar de spiermaag, waar het eten fijngemalen word. Om het voedsel fijn te malen, eet de kip regelmatig kleine steentjes. Deze steentjes hebben scherpe randjes en maken het voedsel kleiner. Je moet daarom altijd wat fijn grit mengen met het kippenvoer.

 

Uiteindelijk gaat het restant van het voedsel naar het darmstelsel. Hier worden voedingsstoffen en water uit de voeding gehaald. Ten slotte verlaat het restje onverteerbaar voedsel de kip via de gecombineerde darm- en urine-uitgang. Deze gecombineerde uitgang wordt cloaca genoemd. Ook het ei van de kip gaat via de cloaca naar buiten. De voeding van de legkip bestaat hoofdzakelijk uit graansoorten als tarwe, gerst, maïs en rijst. De granen zijn fijngemalen en samengeperst in een brok.

Afb. 5: Net als een kip is een duif ook een zaadeter. Het voer gaat via de krop naar de klier en de spiermaag.
Het voer dat niet verteerd is, verlaat de duif via de cloaca.

 

Voedselverbruik wereldwijd

Op onze aardbol leven ontzettend veel dieren en mensen. Om al deze mensen en dieren te voeden, moeten er veel gewassen geteeld worden. De vraag naar voedingsmiddelen blijft maar groeien. Om in de vraag naar voedsel te kunnen voorzien, worden gewassen intensiever geteeld en worden er natuurgebieden gekapt. Er moet immers ruimte zijn om voedselgewassen te laten groeien. Maar... doordat mensen al die bomen weghalen, neemt de zuurstofproductie af. Bomen produceren namelijk zuurstof. En tegelijk groeit de hoeveelheid koolstofdioxide die mensen en dieren uitademen. Want er komen steeds meer mensen en dieren bij. Deze ontwikkelingen zorgen er samen voor dat de aarde opwarmt, dat ijskappen smelten en dat er steeds meer land onder water komt te staan.

 

Afb. 6: Met z’n allen moeten we er
voor zorgen dat de aarde leefbaar
blijft. Hoe groot is jouw voetafdruk
op de aarde?

Het is belangrijk dat we nadenken over hoe we een evenwicht kunnen krijgen in hoeveel voedsel we telen voor mensen en dieren. De hoeveelheid grond die nodig is om de producten te telen die wij eten, drinken en gebruiken om te leven (bijvoorbeeld om te reizen) noem je de footprint. Per Nederlander hebben we op dit moment zes hectare grond nodig. Dat zijn maar liefst twaalf voetbalvelden! Als alle inwoners van de wereld zouden leven zoals wij, dan hebben we drie keer de aardoppervlakte nodig. Als we de aarde een leefbaar willen houden, zullen we in de toekomst dus zuiniger met de voedingsmiddelen en met onze omgeving om moeten gaan.

 

Vreemd trouwens om te bedenken dat we in Nederland per persoon jaarlijks zo’n vijftig kilo aan voedsel ongebruikt in de prullenbak gooien. In totaal is dat 800 miljoen kilo per jaar. Producten die we het vaakst weggooien, zijn melk, brood, groenten, fruit, sauzen, oliën en vetten.

Maak de opdrachten


Opdracht 5 Vragen over voeding

Opdracht 5 vragen over voeding.docx

Opdracht 6 Poster voereters

Opdracht 6 poster voereters.docx

Lever opdracht 5 en 6 in via Elo-Opdrachten

--> 3L LB keuzevak / week 20 / Inleveren

 

Zie afbeelding hieronder

 

3.5 Gezondheidskenmerken van dieren - BB en KB

 

Wat ga je doen?

 

Doel van de les:

______________________________________________________

THEORIE

 

3.5 Gezondheidskenmerken van dieren

Afb. 1: zowel mensen als dieren vertonen afwijkend gedrag als ze ziek zijn.

Als je ziek bent, kunnen de mensen om je heen dat vaak goed zien. Bij (zoog)dieren is dat niet veel anders. Net als een mens kan een dier als het ziek is koorts hebben, diarree krijgen en snotterig zijn. Als je zeker wilt weten of een dier ziek is, kun je een aantal checks uitvoeren. Je moet natuurlijk wel weten waar je naar moet kijken.

 

 

 

 

 


   Wat weet ik al?


1 Gezond of ziek in één oogopslag

Als je wilt weten of een dier ziek is, kijk je allereerst naar z’n uiterlijk. Dat zegt vaak al veel. Gezonde dieren hebben bijvoorbeeld een glanzende vacht. En ze zijn niet te mager, maar ook niet te vet. Ze kijken helder en fris uit hun ogen en hebben een schone neus. Ook het gedrag van een dier kan verraden of het gezond of ziek is. Gezonde dieren zijn alert en bewegen zich gemakkelijk en soepel.  

 

De onderdelen van het lichaam waar je naar kijkt om iets te zeggen over de gezondheid van het dier noem je gezondheidskenmerken. Deze kenmerken vertellen je of het dier gezond of ziek is. Gezondheidskenmerken zijn bv: neus, ogen, oren, vacht/veren, huid, hoeven/nagels/klauwen, slijmvliezen, geslachtsdelen, gedrag, urine en ontlasting.  

 

Onthoudt goed dat hoe de gezondheidskenmerken eruit horen te zien, per diersoort flink kan verschillen! De neus van een hond of koe horen vochtig te zijn, maar die van een konijn of cavia niet! En de mest van een konijn hoort droog en stevig te zijn, maar die van de koe juist vloeibaarder.  

Afb. 2: het verschil tussen gezond en ziek bij vogels.

 

Zieke dieren kunnen er ook echt ziek uitzien en zich anders gedragen. Als een varken ziek is, eet het bijvoorbeeld niet. Veel varkenshouders lopen daarom even de stal door als de dieren hun eten voorgeschoteld krijgen om te controleren of alle varkens mee-eten. Andere dieren kruipen weg in een hoekje of liggen veel als ze ziek zijn. Een verandering in het gedrag is vaak een teken dat er iets niet goed is met het dier.  

 

 

2 Bronstverschijnselen

Afb. 3: een bronstig dier heeft een sta-reflex als ze klaar is om gedekt te
worden. Als ze besprongen wordt, blijft ze doodstil staan.

Als een dier bronstig is, is het klaar om gedekt te worden. Een bronstig dier gedraagt zich anders dan anders. Een bronstig dier lijkt dan misschien ziek, maar is dat niet. Het is onrustig en eet en produceert minder. Soms is het zelfs koortsig. Vaak zijn de slijmvliezen van de vulva roder en minder plakkerig dan normaal. Een bronstig dier heeft ook een sta-reflex. Dit betekent dat het stokstijf blijft staan als het wordt besprongen.  

 

Zorg dat je weet hoe een bronstig dier eruit ziet zodat je hem niet verwart met een echt ziek dier!

 

3 Gezondheidscontrole

Als je meer wilt weten over de gezondheid van een dier, voer je een gezondheidscontrole uit. Dat doe je aan de hand van een checklist met controlepunten: de gezondheidskenmerken.

 

Als je een dier op z’n gezondheid wilt beoordelen, moet je natuurlijk wel weten hoe z’n gezondheidskenmerken eruit zien als hij gezond is. Slijmvliezen bijvoorbeeld, moeten roze en vochtig zijn. Je vindt ze rond de ogen, in de neus, in de mond en in de geslachtsorganen. Zijn de vliezen te rood, dan kan er een ontsteking of een infectie zijn opgetreden. Te witte slijmvliezen kunnen duiden op bloedarmoede.  

 

Bij een gezondheidscontrole kun je een gezondheidschecklist gebruiken. In de checklist staat hoe de gezondheidskenmerken van dieren eruit zien als ze gezond zijn. En ook hoe afwijkingen daarvan eruitzien.  

 

Bij het beoordelen van de gezondheid van een dier gebruik je de checklist en kun je bepalen of het dier gezond is of niet. Let er op dat je bij het invullen van de checklist omschrijft hoe het gezondheidskenmerk eruit ziet. Bijvoorbeeld: de ogen zijn schoon en helder. Of: de vacht is dof en beschadigd. Je mag nooit ‘goed’ of ‘slecht’ invullen als beoordeling van een gezondheidskenmerk. Want: wat is goed? Beschrijf dus altijd wat je gezien heb

 

A. Observeren op afstand

Afb. 4: observeer altijd je dieren even voordat je de stal inloopt. Hier kun je
veel informatie over de gezondheid van jouw koppel opdoen!

Als je wilt bepalen hoe de gezondheid van jouw dier(en) is, begin dan altijd met een observatie op afstand. Een observatie op afstand geeft belangrijke informatie over de gezondheid van dieren. Je kunt op afstand namelijk dieren bekijken zonder dat het dier dat merkt. Een gezond dier neemt actief deel aan interacties binnen de groep, bijvoorbeeld door met de groep mee te eten, bewegen, rusten. Een ziek dier zal zich afzonderen van de groep. Let daarbij ook op geluiden die iets kunnen zeggen over de gezondheid van dieren, zoals hoesten.

 

Afb. 5: alleen van dichtbij kun je een goede controle doen van
de gezondheidskenmerken.

B. Observeren van dichtbij

De meeste gezondheidskenmerken kun je niet van veraf waarnemen, daarvoor moet je het dier van dichtbij bekijken. Van dichtbij kun je bijvoorbeeld de vacht, ogen, oren en geslachtsopening van het dier goed bekijken.

 

 

 

 

 

 

 

C. Observeren op detail

Afb. 6: het gebit van deze hond zit onder de tandplak en heeft direct
ehandeling nodig!  

Voor het observeren van details moet je het dier van heel dichtbij bekijken. Daarvoor moet je het dier vaak hanteren (vasthouden) en soms zelfs fixeren (vastpakken op een manier dat het dier niet weg kan). Alleen dan kun je bijvoorbeeld het gebit of de slijmvliezen goed bekijken. Ook kun je dan het dier goed bevoelen en controleren op bultjes, wondjes of parasieten.  

 

 

 

 

4. Meten is weten

Kijken alleen is niet genoeg om vast te stellen of een dier gezond is. Je moet ook de PAT-waarden meten. Dat zijn:  

 

De hartslag meet je bij dieren vaak in het dijbeen. Bij de ademhaling kijk je of die makkelijk en regelmatig gaat. De lichaamstemperatuur mag niet te hoog en niet te laag zijn.  

 

Voor iedere diersoort zijn er normaalwaarden. Deze moet je kennen om iets te kunnen zeggen over je metingen. De normaalwaarde voor de lichaamstemperatuur bij een geit ligt tussen de 38,5 - 40,5 °C, terwijl deze bij een melkkoe tussen de 37,5 en 39,5 hoort te liggen.  

 

Een hogere lichaamstemperatuur dan de normaalwaarde kan wijzen op koorts of een ontsteking. Een te lage lichaamstemperatuur kan wijzen op onderkoeling.  

 

Afb. 7: Dit zijn de normaalwaarden van een aantal dieren.  

Let goed op in welke omstandigheden je de PAT-waarden van jouw dier meet. Als je het schaap dat je wilt meten net achterna hebt moeten rennen om hem te vangen, zullen de PAT-waarden hoger uitvallen dan normaal. Zorg dus altijd dat je de PAT-waarden meet als het dier in rust is.  

 

 

 

 

 

 

Maak de opdrachten


Opdracht 7 Vragen over gezondheid

Opdracht 8 Gezondheidschecklist

Opdracht 7 vragen over gezondheid.docx

Opdracht 8 Gezondheidschecklist.docx

Lever opdracht 7 en 8 in via Elo-Opdrachten

--> 3L LB keuzevak / week 20 / Inleveren