6. Vruchten en zaden

Zaden
Je hebt nu geleerd dat één zaad altijd ontstaat uit één zaadbeginsel. Elke bloemsoort maakt zijn eigen typen zaden. Soms zijn het er veel, soms is het er maar één. Voor elk zaad is een stuifmeelkorrel en een eicel nodig.

 

 

 

 




Bij een klaproos ontstaan honderden kleine zaadjes (maanzaad komt van een soort klaproos). Daarvoor zijn ook honderden stuifmeelkorrels nodig. Een klaproos heeft dus veel meeldraden.

Een avocado heeft maar één zaad. Daarvoor is maar één eicel en één stuifmeelkorrel nodig. Een avocadobloem heeft dus weinig meeldraden.

 

Vruchten

Net als bij zaden maakt elke bloemsoort ook zijn eigen typen vruchten.
Sommige vruchten zijn vrij groot, zoals de avocado of meloen.
Andere zijn heel klein, zoals de vrucht van de paardenbloem.

Het kost een plant veel energie om vruchten te maken. Waarom gebeurt dat dan eigenlijk?
Vruchten bevorderen de voortplanting van de plant doordat ze de zaden verspreiden of ervoor zorgen dat de zaden verspreid worden. We noemen dit zaadverspreiding.

Vruchten zijn vaak zoet en bevatten heel erg veel energie. Dit doet de plant om verschillende redenen:

1. Dieren komen er op af. Dieren die eten de lekkere en voedingsrijke vruchten op en poepen de zaden op een andere plek weer uit. Sommige dieren zoals eekhoorns begraven hun voedsel en vergeten daarna soms waar het ook alweer precies lag, waarna het zaadje gewoon uit komt. Hierdoor kunnen de zaadjes soms kilometers verder op komen te liggen. 

2. Het baby plantje kan de energie uit de vrucht gebruiken. In de volgende paragraaf leer je wat zaadlobben zijn. Dit zijn delen van het zaad waar het plantje energie uit haalt, maar als de vrucht met zijn lekkere suikers ook nog in de buurt ligt, kan het baby plantje dat natuurlijk heel goed gebruiken!

Er zijn ook planten die juist hele dunne lichte zaden en vruchtjes maken! Die maken geen gebruik van dieren, maar juist van de wind. Als je in de herfst naar buiten loopt, zie je vaak van die helicopter-achtige platte zaadjes. Die zijn zo ontworpen om zo ver mogelijk te kunnen vliegen.