1. Cellen, weefsels en organen

Alle levenden organismen bestaan uit cellen. In thema 1 en 3 heb je plantaardige cellen bekeken onder de microscoop.

In het plaatje hiernaast zie je nog eens hoe plantaardige cellen eruit kunnen zien. Je ziet hierin duidelijk de bladgroenkorrels. In elk van die bladgroenkorrels vindt fotosynthese plaats, als de plant voldoende water, koolstofdioxide en licht krijgt.

Om te kunnen blijven leven en zich voort te planten hebben de meeste planten meer nodig dan alleen cellen. In thema 3 heb je geleerd dat cellen samen weefsels vormen, en dat organen bestaan uit weefsels.

Een (meercellige) plant heeft dus organen, die bestaan uit weefsels, die bestaan uit cellen.

Zo hebben de zaadplanten drie hoofdorganen: de wortel, de stengel en het blad.
Wanneer ze zich geslachtelijk voortplanten hebben ze één of meerdere bloemen. In een bloem zitten de voortplantingsorganen van een plant.

In dit onderdeel leer je over de bouw van planten: de organen en weefsels waar planten uit zijn opgebouwd. Zorg dat je de verschillende organen kunt herkennen én de functie (= taak) ervan kunt benoemen.


Veel succes!