Voor we verder gaan met hoe water zich door een plant heen beweegt, zijn er een aantal processen die we moeten begrijpen.
Water is een van de meest belangrijke stoffen op aarde (voor organismen dan). Waarom is dat zo? Water doet een aantal dingen: het kan stromen (dus van de ene plek naar de ander bewegen), je kan er andere stoffen in oplossen (dus ín water kan zout, suiker, mineralen e.d zitten) en het is vaak makkelijk verkrijgbaar.
Zoals je eerder dit jaar geleerd hebt, bestaat alles uit hele kleine bouwsteentjes die we atomen en moleculen noemen. Een plas water bestaat dus ook uit een heleboel moleculen, die zijn opgebouwd uit de atomen: H en O. 1 molecuul water bestaat uit 2 atomen H en 1 atoom O. Op de scheikundige manier schrijven we dan: H2O.
Moleculen van dezelfde soort, willen graag dicht bij elkaar blijven. Dit noemen we cohesie. De moleculen van dezelfde soort trekken elkaar aan: H2O-H2O-H2O-H2O en vormen zo een druppel water óf als je er heeeel veel hebt, een plas, een sloot of een zee.
Zoals je misschien wel eens hebt gemerkt, blijft water echter ook aan ándere stoffen plakken. Bijvoorbeeld een druppel aan de kraan of een druppel zweet op je voorhoofd. Dat blijven plakken aan andere stoffen noemen we adhesie.
Als laatste is er een ander proces dat je moet kennen: osmose. De definitie van osmose is: de diffusie van water door een semi-permeabel membraan van een lage concentratie stoffen naar een hoge concentratie stoffen. Dat klinkt heel moeiljk en het zijn veel nieuwe woorden, dus we gaan het opbreken:
Diffusie: Diffusie betekent dat de moleculen van een stof zich door de ruimte verspreiden en verdelen. Bijvoorbeeld: Als je je theezakje in heet water stopt, dan verspreidt de bruine kleur zich van het theezakje naar de rest van het water. Of: Als je een scheet laat, verspreiden de scheetdeeltjes zich vanaf je bil door de lucht naar de rest van kamer. Diffusie is dus niks meer dan deeltjes die zich verplaatsen en verspreiden door een ruimte.
Water: met water bedoelen we H2O.
Semi-permeabel membraan: Dit is een moeilijke. Je hebt al geleerd in thema 3 dat cellen een celmembraan hebben. Dat is een dun vliesje om de cel heen, dit scheidt de "binnenkant" van de "buitenkant". Semi betekent half. Permeabel betekent doorlatend. Een semi-permeabel membraan betekent dus een half doorlatend vliesje. Al onze celmembranen zijn semi-permeabel; er moeten namelijk stoffen naar binnen en stoffen naar buiten kunnen.
Concentratie stoffen: De concentratie van een stof vertelt ons hoeveel deeltjes er van die ene stof op een bepaalde plek zijn. Dus bijvoorbeeld ín de cel zitten veeeeel meer eiwitten dan buiten de cel. Dan zeggen we dat de concentratie eiwitten in de cel hoger is dan buiten de cel.
Dus als we terug gaan naar de definitie van osmose: de diffusie van water door een semi-permeabel membraan van een lage concentratie stoffen naar een hoge concentratie stoffen. Zeggen we eigenlijk: het bewegen van water door een half-doorlatend vlies van een plek waar weinig deeltjes zijn, naar een plek waar veel deeltjes zijn.
Oke, haal nu even adem en laat je brein dit verwerken voor je verder gaat naar hoe dit dan een plant helpt met water drinken.