Tijdens de opdracht van jullie mondeling, gaat het er als volgt aan toe:
Je krijgt steeds 30 seconden per situatie om je, in gedachten, voor te bereiden. Bedenk je tijdens deze 30 seconden dus goed wat je moet beschrijven en welke woorden je hiervoor nodig hebt. Bedenk je goed wat de woorden in het Engels betekenen die je zou willen gebruiken.
Als eerste moet je de vorm en het materiaal van het object benoemen
Ten tweede moet je vertellen waar het object voor het gebruikt worden
Tijdens de beoordeling gelden er maar twee scores voor iedere situatie: wel (1 punt) / niet (0 punten). Jouw reactie wordt per situatie op de volgende onderdelen beoordeeld:
- Begrijpelijk; snapt een Engelsman wat je bedoeld?
- Volledig; heb je alles erin benoemd?
- Uitvoerig; als jij een hele korte reactie geeft, dan is het dus niet uitvoerig. Liever een iets langere reactie, dan een iets te korte
- Correct; is het een nette/beleefde reactie?
- Gepast; past jouw reactie bij de situatie?