Wanneer een Zn plaatje in zuiver water gedompeld wordt, dan ontstaat er een potentiaal verschil (E) tussen het metaal en het water.
Hetzelfde treedt op als een Zn plaatje in een oplossing van zijn eigen ionen (bv ZnSO4) geplaatst wordt.
De oplossing met het metaalplaatje noemt men een halfcel (zie verder meer hierover). Dit potentiaal verschil noemt men de "redoxpotentiaal E" van deze halfcel.
Hoe is dit te verklaren?
Ieder metaal, zo ook Zn heeft de neiging om ionen in oplossing te sturen (= oplossingsdruk P van metaal) Elk Zn-atoom dat in oplossing gaat laat twee elektronen achter in het plaatje zodat dit negatief opgeladen wordt. De oplossing wordt meer positief.
Zn → Zn2+ + 2e-
Zo ontstaat er een potentiaal verschil tussen het negatief geladen metaal en de positief geladen oplossing.
Dit in oplossing gaan van de metaalatomen is begrensd.
Op een bepaald ogenblik zal de ionenconcentratie immers zo groot worden (en dus ook de positieve lading van de oplossing), dat deze ionen door het negatief geladen metaalplaatje terug aangetrokken worden. (Dit noemt men de ionendruk p van de oplossing)