Werk samen met één of twee klasgenoten.
Kies samen vier verschillende producten uit die te koop zijn in een supermarkt.
De producten mogen niet duurder zijn dan € 10,-.
Probeer voor ieder product de volgende vraag te beantwoorden:
Teken nu van ieder product een vraagcurve. Geef, als dat kan, een formule voor de vraagcurve.
Bespreek samen of de vier vraagcurven verschillend genoeg zijn.
Zo niet, vervang dan één van de gekozen producten door een ander product.
Als je kijkt naar de prijselasticiteit van de vraag spreek je soms van een elastische vraag en soms van een inelastische vraag.
Geef van de vier producten die jullie hebben uitgekozen aan of er sprake is van een elastische vraag of van een inelastische vraag. Ondersteun je keuzes met berekeningen. Gebruik daarbij de in stap getekende vraagcurven.
Ook de inkomenselasticiteit van de vraag zegt iets over het soort goed waar je mee te maken hebt.
Probeer de vier producten die jullie hebben gekozen in te delen op basis van de inkomenselasticiteit.
Zijn de vier producten die jullie gekozen hebben verschillend genoeg?
Vervang eventueel nog één van de gekozen producten door een ander product.